10 juni 2009
10-06-2009
• leestijd 1 minuten
Ik zit op de vestiging achter mijn bureau. De teams zijn de straat al op en ik heb net het materialenhok strak getrokken. Het is snikheet en ik merk dat alles wat langzamer gaat. Achter mijn computer gaan de gedachten met mij op de loop. Niemand van mijn collega's vraagt of ze mij moeten helpen met het hok opruimen. Het is ook mijn taak, maar toch.
Met één hand gaan handelingen wel moeizamer. Gek, mijn collega’s behandelen mij helemaal niet als een eenhandige. En dan zeg ik tegen het stemmetje in mijn hoofd: maar ik wil ook helemaal niet dat mensen mij als gehandicapte behandelen. Dat zal wel de reden zijn dat mijn collega’s dat ook niet doen.
‘s Avonds deel ik mijn gedachten met mijn vriendinnetje. “Jip, jij wilt helemaal niet dat mensen om je heen met jouw handicap bezig zijn. En is het ook niet gemakkelijk om te denken dat frustraties te maken hebben met het leven met een hand? De frustraties die je had voordat je ziek was, zijn niet veranderd hoor.” Ja, dat is ook waar. Wat ben je toch ook een fijne spiegel om in te kijken.