
Op 5 januari 2025 begon ik dit columnistenseizoen met een gewaagde stelling: als progressief Nederland ooit weer serieus wil meeregeren, moet het stoppen met vissen in zijn eigen linkse vijver. Mijn column eindigde met ‘Moed is niet alleen weten waar je tegen bent, maar vooral: durven overtuigen van waar je vóór bent.’ Toen wist D66 nog niet dat hun verkiezingsslogan ‘Het kan wél’ zou worden. En Rob Jetten? Die wist waarschijnlijk zelf nog niet dat hij op weg was om mister Positivisme zelve te worden. Je zou bijna denken dat hij naar me geluisterd heeft.
Ik schreef destijds dat de linkse meerderheid een illusie is, dat D66 alleen overleeft als het zich naar het politieke midden beweegt, en dat moed niet zit in schreeuwen naar rechts, maar in de moed om je eigen bubbel te doorbreken. En ja, ik heb een lijstje bijgehouden. Want columns zijn vluchtig, maar meningen zijn hardnekkig.
Een week later – 12 januari – verdedigde ik waarom ik nog steeds op Twitter zat én in mijn Tesla reed. Niet uit gemakzucht, maar omdat ik geloof dat je niet bijdraagt aan verandering door weg te lopen. Ook in 2026 blijf ik rijden én scrollen, tegen beter weten in. “Alleen zo bouwen we bruggen—met of zonder Elon Musk”, schreef ik toen. Inmiddels is X een nog grotere chaos, maar ach, het is een puinhoop waar ik in elk geval mijn eigen stem nog kwijt kan.
In februari waarschuwde ik voor het CDA in de column: “Het CDA: condoom of glijmiddel van de volgende rechtse coalitie?”. D66 moest oppassen, schreef ik, voor de sluiproute die het CDA weer naar het centrum aan het nemen was. En kijk nu: Bontenbal zit weer aan tafel – niet vanwege zijn briljante ideeën, maar omdat hij weet hoe je met zachte woorden hard beleid verkoopt.
Tussendoor stelde ik de vraag of Mark Rutte de laatste secretaris-generaal van de NAVO zou zijn. Spoiler: hij zit er nog, maar ik blijf erbij dat Trump in 2026 elk bondgenootschap onderuit kan schoffelen als hij zijn zin krijgt. De enige troost? Rutte is getraind in het negeren van chaos – dat deed hij immers in eigen land jarenlang met verve.
April bracht ons staatssecretaris Ingrid Coenradie. In mijn column “Coenradie is geen greintje beter dan Wilders” zag ik haar al in het centrum van de macht verschijnen. En zie daar: inmiddels wordt ze genoemd als kandidaat voor Jetten I. Ironisch genoeg niet namens de PVV, maar via JA21. Blijkbaar kun je én weigeren het vuile werk van Wilders te doen, én je handen schoonhouden, én toch met een strikje aan tafel verschijnen. Cynici noemen dat politiek talent.
In juni fronste ik mijn wenkbrauwen bij de overstap van BBB-senator Croll naar D66. “Van boer tot bobo, de overstap is ongeloofwaardig”, schreef ik. Wat ik toen niet wist: aan het eind van 2025 zou nóg een BBB’er de overstap maken, en opnieuw werd hij met open armen ontvangen. Terwijl D66 zich hardmaakt voor stevige stikstofmaatregelen in de senaat. Noem het naïef. Noem het strategisch. Ik noem het kiezersbedrog.
Toch was juni ook de maand van hoop. De eerste tekenen van een koerswijziging bij D66 werden zichtbaar, en ik juichte die met volle overtuiging toe in mijn column “D66 moet deze koers vasthouden, ook als het pijn doet”. Niet omdat ik hou van pijn, maar omdat ik geloof dat alleen een partij die durft te schuren, ook kan overtuigen. En schuren deed het – soms tegen de haren in van de eigen achterban, maar wel met resultaat.
September bracht ons een nieuwe CDA-wake-up call. “Bontenbal is geen redder, maar hij speelt er wel één”, schreef ik. Fatsoenlijk ogend, maar wie zijn achterban kent – hallo Veluwe – weet dat het CDA zich op het cruciale moment altijd naar rechts laat trekken. Bontenbal kan dan wel likken aan het politieke midden, maar als puntje bij paaltje komt, hapt hij naar de rechterflank.
In oktober werd ik even nerveus. In “De VerRuttesering van Rob Jetten” waarschuwde ik dat stijgende peilingen gevaarlijk zijn voor het ego. Gelukkig herpakte Rob zich. In “Premier Jetten? Hoog tijd.” schreef ik waarom het moment daar was. En op 30 oktober – de dag van de overwinning – sloeg de stemming om van hoopvol naar gespannen in “Tussen euforie en ergernis: de D66-droom en de rechtse nachtmerrie”.
Ja, D66 werd de grootste. Ja, Rob Jetten mocht beginnen. Maar ja: er was ook een rechtse meerderheid mogelijk. En wie Den Haag kent, weet dat ‘mogelijk’ nooit ‘onwaarschijnlijk’ betekent. Caroline van der Plas liet al doorschemeren dat nieuwe verkiezingen een optie waren als D66 niet zou buigen. Dreigen voor de camera, huilen op X.
En dus, Rob – als je dit leest, net voor het kerstreces: kijk vooruit. Jij denkt misschien nog aan Jetten I, maar Bontenbal werkt al aan Bontenbal I. Yesilgöz droomt van Yesilgöz I. Wil je premier blijven? Dan moet je nu al durven denken aan Jetten II. Zet je koers uit. Wees moedig. Niet voor de bühne, maar voor de brug die we willen bouwen.
Want als ik iets geleerd heb in 2025, is het dit: gelijk krijgen is leuk. Maar gelijk houden – dat is pas echte politiek.
Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.