Logo VARAgids
Alles over tv, series, films en podcasts

Zomerreeks (4): Sacha Bronwasser ziet dat alles anders is op het eiland

18-08-2025
leestijd 5 minuten
181 keer bekeken
Eiland (1)

© Lobke van Aar

Deel vier van VARAgids’ estafetteverhaal: Sacha Bronwasser ziet dat alles anders is op het eiland. De terrasjes hebben plaatsgemaakt voor containerunits.

ls ze in de verte komt aangelopen – uit duizenden herkenbaar, die wiegende gang – golft er, kort en hevig, schaamte door mijn lijf. Hoe heb ik haar een gedicht kunnen sturen, hoe heb ik haar dát gedicht kunnen sturen? Mooi, jazeker, maar ook een cliché van jewelste. Je bent niet alleen, waarom heb ik het niet gewoon zelf opgeschreven. Altijd weer die omweg.

No man is an island / entire of itself / Every man is a piece of the continent / a part of the main ’, citeert ze mijn kaart, terwijl ze haar grote tas om de stoelleuning slingert, gaat zitten en aanschuift. Haar stem wat heser geworden, haar lijf ronder.

‘John Donne. Zo prachtig’. Ze legt haar zonnebril op tafel. Ogen in die ene kleur. ‘Dankjewel daarvoor.’ Ik laat mijn adem los.

Er zijn geen verwijten, excuses of verklaringen, de zaak is verjaard. Het kind, een man inmiddels, komt maar kort en meer als een profielschets ter sprake. Lang, beheerst, slim, rossige krullen, het evenbeeld van zijn nu overleden vader. Ze waren niet lang een gezin geweest. ‘Hij heeft zijn eigen leven’, zegt ze, het klinkt als een bezwering.

Ik schrijf nog steeds, in Brussel ja, en zij is docent Nederlands als tweede taal geworden – formaliteiten. Ik voel aan mijn kruin waar dun, maar nog wel zwart haar op staat. Ze zegt: ‘Je bent net zo’n mooie oude Molukker geworden als je pa, ik wist dat je er zo uit zou gaan zien’. Ik houd mijn buik niet meer in.

Nadat de serveerster afgeruimd heeft kunnen we maar niet opstaan, het ronde metalen tafelblad zweeft leeg en schoongepoetst tussen ons in. Ik durf het zomaar te zeggen: het eiland, óns eiland heeft me nooit verlaten. Zullen we, zouden we… Ik betaal de reis. Aparte kamers. Ze neemt het aan zonder verlegenheid, ook haar trots is nog intact.

Als ze een maand later daadwerkelijk in de vertrekhal verschijnt smelt mijn laatste twijfel. In de krappe vliegtuigstoelen, schouder aan schouder, vallen we beide als kinderen in slaap.

Na de vlucht volgt de kleine veerboot, nog aftandser dan toen. De eeuwige contouren van het eiland doemen op. Maar de haven is verplaatst en het aanmeren is als nieuw. De begroeiing is hier lichter van kleur, de wind voelt anders. Aarzelend zetten we onze eerste stappen op de nieuwe betonnen pier, de koffers ratelend achter ons aan. Bij de autoverhuur worden we geholpen door een vrouw met een perfect bolvormige afro, die onze taalpoging wegwuift. Welcome , en Engels graag.

Het huis in de bergwand is al jaren geleden verkocht, we besluiten er toch eerst even langs te rijden. De weg voelt met de bocht bekender. In de laatste zetten we de huurauto stil en stappen uit, overmand door de onwrikbare berg en het nu volledig intacte verleden: de rivier klinkt, de bomen ruisen, en daar is onmiskenbaar het terras. We leunen tegen de auto en kijken.

Er zijn mensen op het terras; vrij veel mensen. Volwassenen en kinderen groepen rond een tafel. Het huis, weten we, is groot genoeg voor hen allen. Lange, donkere, statige figuren zijn het, allemaal mager. Hun gelach en gepraat wordt versterkt door de bergwand, diepe keelklanken en harde t’s drijven op ons af.

‘Somalisch’, zegt ze, ze herkent het van haar werk. Ze steekt haar hand op en zwaait naar het gezelschap en ja, daar gaan handen omhoog en wordt terug gewuifd. Een vrouw zet haar handen aan haar mond en roept iets, horen we dat nu goed?

Welcome! ’ roept ze. ‘Welcome! You go see Marcus! Welcome!

In de oude haven is een prefab gebouw nogal lukraak op de kade neergezet. We lopen als vanzelf op het witte blok af, omdat er nu eenmaal niets anders is – alle terrasjes zijn verdwenen. Drie lagen containerunits staan er, zes stuks breed. WELCOME ALL staat op de middelste laag in rode, manshoge letters geschilderd. Zou het de tourist office zijn? Zij vraagt het aan een corpulente man in een korte broek en groot, smoezelig t-shirt, die net naar buiten loopt.

This here is our welcome center ’ zegt hij. ‘I am the mayor of the island. Marcus ’. Zijn lichte ogen liggen in donkerbruine kassen en het zweet op zijn hoofd parelt weer op zodra hij het heeft weggeveegd met een grote, blauwe zakdoek.

Everybody is welcome, and everybody means everybody ’.

We zwijgen, ik weet niet goed of ik het begrijp. Hij wijst naar een plastic tafeltje en drie tuinstoelen. ‘Now you sit and have coffee ’.

Sinds een jaar spoelen op zijn eiland rubberen bootjes met vluchtelingen aan, vertelt Marcus terwijl hij kleine bekertjes zure Nescafé voor ons neerzet. Zijn kleine vlek in zee is ineens gevonden, vraag hem niet hoe. Of misschien zijn ze gewoon verdwaald – het waarom interesseert hem niet. Hij heeft vanaf dag één besloten het als een kans te zien, zijn eiland telde kortgeleden enkel nog een paar bejaarde inwoners en in de bergen stonden spookdorpen. Het toerisme was opgedroogd – eerlijk gezegd vond hij dat een zegen.

‘Sinds ik me dat realiseer, beschouw ik iedereen die hier aankomt, op welke wijze dan ook’– blik op onze rolkoffers – ‘als vluchteling. En dus als potentiële bewoner. Je mag blijven, als je onze condities accepteert.’

‘En die zijn?’ vraag ik.

‘Hier blijven. Niet doorreizen naar ‘Oroppa’. De taal leren of het Engels. Aan het werk gaan in de olijfoliebusiness, de tomatenteelt, de huizenbouw, de verpleging of – onze grootste inkomstenbron – datamining en AI-training. Hebben jullie die nieuwe grijze gebouwen bij de nieuwe haven gezien? Daar dus.’

Hij telt af op zijn forse vingers. ‘We hebben hier mensen uit Egypte, Congo, Somalië, Oekraïne, Jemen, Mali, Koerdistan, Amerika, Gaza, België, Palestina, Syrië, Iran, China… you name it . Maar nu zijn het eilanders. Wie dat niet wil, helpen we – op voorwaarde van strikte geheimhouding – verder.’ Hij wijst in de verte, waar een kleine ferry koers zet naar het noorden. ‘Daar gaan ze. Bye bye. If you leave, you leave ’.

Hij leunt tevreden achterover. De scholen zijn weer open, er worden kinderen geboren, het eiland neemt alles op als een uitgedroogde spons de regen.

And now you .’ Wat willen wij? ‘What you want ?’

Het kan zijn dat het slaaptekort me parten begint te spelen, we hebben sinds de vlucht gisteravond geen oog meer dichtgedaan, maar ineens denk ik aan de vragen die me al maanden achtervolgen. Die, hoeveel boeken of artikelen ik ook schrijf, niet zullen verdwijnen. Waarover ik haar nog niet heb durven vertellen.

Waar moet ik met mijn leven naartoe, wat is de zin van alles, wie ben ik, waarom kost het leven me zoveel moeite?

Zou het kunnen dat die vragen ineens kunnen verdwijnen door zélf te verdwijnen? Zou ik hier kunnen blijven? Zou zíj hier dit keer willen blijven? Op dit eiland, dat een continent is?

Terwijl Marcus een sigaret opsteekt en zwijgend over het water uitkijkt, voel ik haar hand om de mijne sluiten.

‘Ik weet wat je denkt, ouwe eilandbewoner’, zegt ze. ‘En ja, ik denk het ook. Maar zo eenvoudig ligt het niet.’

Dit artikel komt uit VARAgids 33/34, 2025. Over twee weken het slot van dit vervolgverhaal door Marijke Schermer. Meer lezen? Ga naar varagids.nl/eiland.

Delen:

Altijd op de hoogte blijven van het laatste nieuws?

Ontvang elke werkdag de beste kijktips met de Avondeditie-nieuwsbrief

Al 100 jaar voor