Henk Messchendorp uit Groningen
© Frank Ruiter
In aanloop naar het honderdjarig bestaan van de VARA vertellen trouwe abonnees van de VARAgids over het rode nest waarin ze zijn opgegroeid. Deel vier: Henk Messchendorp uit Groningen.
Nauwelijks zitten we aan tafel in zijn ruime woning, of de bijna tachtigjarige Henk Messchendorp schuift een fotoalbum naar voren. Over hem, zelfgemaakt. Op het omslag zijn portret, naam, geboortedatum en geboorteplaats. Eronder: ‘De rode draad in mijn leven is ONTWAAKT (verworpene der aarde) EN JAAG JE DROMEN NA.’ Op het tafelblad ligt ook het manuscript klaar van een autobiografische roman, 408 bladzijden dik. De rijzige Groninger: ‘Ik heb me een beetje voorbereid.’ Zijn vrouw Greetje grinnikt. Laat het maar aan Messchendorp over om het verhaal van zijn leven te vertellen. Hij doet niet anders. In zijn roman – Abel. De rode fakkel geheten, naar een uitgever wordt nog gezocht – heeft hij zijn alter ego Abel genoemd. De naam staat voor ‘Armoedige Babyboomer Evolueerde Levenslang’. Slagzin: ‘Tachtig jaar verzet tegen de heerschappij van de herenboeren in Slochteren tot die van de boeren van de heer in Staphorst.’ In die streng protestantse gemeente, waar we ons bevinden, heeft Messchendorp als sociaaldemocratisch raadslid menig politiek robbertje gevochten. Maar we reizen terug in de tijd, naar het laatste oorlogsjaar,honderd kilometer noordwaarts.
‘Mijn wieg stond op de gasbel van Slochteren,’ zegt Messchendorp, terwijl zijn echtgenote koffie serveert met een Staphorster rol, de lokale traktatie. Hij werd geboren in Lageland, een gehucht rond een ophaalbrug over het Slochterdiep. Twee rijen huizen, een schooltje, een smid, een bakkerij – veel meer was het niet. Met zijn ouders en drie broers leefde hij in grote armoede. Vakantie was een dagje naar Delfzijl met de boot. De kachel brandde op turf, de groenten uit de tuin werden in weckpotten bewaard en oude kranten dienden als wc-papier. Dat waren exemplaren van Het Vrije Volk, want de Messchendorps vormden een rood nest. Vader was lid van de PvdA, vakbond NVV en de VARA. Hij werkte al sinds zijn dertiende jaar als dagloner op het land van de herenboeren, de welgestelde landeigenaars in Groningen die het verschil met de vermeende onderklasse graag aanzetten. ‘Die vernederingen hebben ervoor gezorgd dat ik mijn leven lang ben opgekomen tegen onrecht.’ Toen hij in de zesde en laatste klas van de lagere school zat, adviseerde het schoolhoofd hem naar de mulo (vergelijkbaar met vmbo-tl, red.) te gaan. ‘Daar had het schoolbestuur echter ook iets over te zeggen, en daar zaten veel boeren in. Die vonden dat een landarbeiderszoon maar naar de ambachtsschool of de landbouwschool moest gaan.’ Na een strijd, die vooral zijn moeder leverde, mocht Messchendorp alsnog naar de mulo.
Socialistische rituelen kende het gezin amper. Zijn vader (‘tegen het communistische aan’) bezocht weliswaar ledenvergaderingen van de PvdA ende vakbond, maar meebesturen deed hij niet. Op de Dag van de Arbeid gingen ze naar het plaatselijke café, waar in de speeltuin kinderfilms van Donald Duck en Dik Trom werden vertoond. Het geloof speelde geen noemenswaardige rol. De kinderen gingen naar de kinderkerk, maar hun school in Lageland was een openbare. Toen de dominee van de gereformeerde kerk op bezoek kwam om de christelijke school in het volgende dorp aan te prijzen en per kind jaarlijks een paar klompen beloofde, antwoordde vader: ‘Trek die klompen zelf maar aan.’
Na enkele jaren verhuisde het gezin naar Heidenschap, een nog kleiner buurtschap van amper vijf huizen. Zijn vader had een iets grotere woning gekocht, op het terrein van de boer bij wie hij werkte. Om dat te kunnen doen, had hij van die boer geld moeten lenen – de boerenleenbank was er alleen voor boeren, niet voor dagloners. Het maakte hem afhankelijk. ‘Als mijn vader om een verhoging van zijn loon vroeg, antwoordde die boer: “Dan wordt het tijd dat ik een andere knecht ga zoeken.”’ Altijd weer dat klasseverschil. Moeiteloos rijgt Messchendorp de anekdotes aaneen. Van de toneelvereniging mocht hij geen lid worden. ‘Er zaten boerendochters op toneel, en die meisjes zouden het eens met een arbeiderszoon aanleggen.’ Als dertienjarige ging hij elke zaterdag met een kar langs de huizen om brood te verkopen voor een bakker in Garmerwolde. Op een keer stond hij bijzonder lang te wachten voordat een boerin opendeed. ‘Kunt u niet wat harder lopen?’ vroeg hij. ‘Ik moet zoveel klanten doen vandaag.’ De boerin antwoordde, in plat Gronings: ‘Denk jij dat ik ook maar één stap harder loop voor een zoon van landarbeider?’ Hij is nooit meer teruggeweest. Wanneer hij ‘s zomers ergens bijkluste op het land, merkte hij tot zijn verbazing dat hij als veertienjarige meer verdiende dan zijn vader. ‘We hadden gewoon een heel arm gezin.’
De ontdekking van het aardgas op het nabijgelegen land van bietenboer Kornelis P. Boon in 1959 veranderde daar weinig aan. Iedereen had het erover. Waar kwamen de boortorens? Wat beurden de boeren daarvoor? Een van de eerste boortorens verrees begin jaren 60 op slechts vijfhonderd meter van zijn ouderlijk huis. ‘Er stond een gigantische vlam op, om het gas af te fakkelen. Als je je hand op onze achtermuur legde, voelde je de warmte. ’s Winters lag overal sneeuw, behalve bij ons.’
Na de mulo ging Messchendorp werken in de grote stad: Groningen. Als lid van de Jonge Socialisten, de jongerenbeweging van de PvdA, ontmoette hij daar enkele studenten sociologie die het in de PvdA nog ver zouden schoppen, zoals Jacques Wallage (de latere staatssecretaris en burgemeester van Groningen), Max van den Berg (partijvoorzitter, Commissaris van de Koning(in) in Groningen) en Jan Dijkema (gedeputeerde van
Overijssel, bestuurslid van de Internationale Schaatsunie ISU). Dijkema kende hij uit Heidenschap: die woonde in hetzelfde rijtje van vijf huizen. Gepassioneerde discussies over de verheffing van het volk hadden ze niet. ‘Het ging vooral over praktische zaken rond de stad Groningen. Verkeerscirculatie en zo.’
Dankzij avondstudie werkte Messchendorp zich op van jongste bediende bij een groothandel in sanitair naar boekhouder en ziekenhuiseconoom. Hij verruilde het rode nest op 22-jarige leeftijd voor Meppel, waar hij zijn vrouw Greetje ontmoette. Al bijna vijftig jaar woont hij nu in Staphorst, in een woning die in schril contrast staat met dat huisje in dat gehucht op het Groninger platteland. ‘Ik heb mijn carrière opgebouwd vanuit een paupersituatie,’ zegt Messchendorp met enige trots.
De VARA is in november 2025 een eeuw oud. Om dat te vieren, vertellen trouwe abonnees van de VARAgids over het rooie nest waarin ze zijn opgegroeid – twaalf maanden lang, steeds uit een andere provincie. Alle verhalen uit deze reeks op varagids.nl/100jaar.
Dit artikel komt uit VARAgids 6. Vanaf dinsdag 4 februari 2025 in de winkel, op de mat en in de app. Nog geen abonnee?
Ontvang elke werkdag de beste kijktips met de Avondeditie-nieuwsbrief