Bassiste Suzi Quatro krijgt eindelijk erkenning als rolmodel en rockpionier
25-05-2020
•
leestijd 2 minuten
•
135 keer bekeken
•
DOOR IVAR SNOEP
Bassiste Suzi Quatro krijgt deze week in Het uur van de wolf de documentaire die ze verdient. Erkenning als rolmodel en rockpionier was in haar lange carrière niet bepaald vanzelfsprekend.
Stel, je vraagt aan een beetje ingevoerde Britse popliefhebber in welk genre hij Suzi Quatro – deze week wordt ze 70 – zou willen indelen. Tien tegen één dat de term glamrock valt, het subgenre waarbij mannen zich in de jaren 70 wufte poses aanmaten, dito kleding alsook stevige make-up. Niet vreemd die associatie, drie van haar grootste hits scoort Quatro in Engeland in de periode 1973-1974 waarin je niet om de glamrock heen kunt in de Engelse hitparade.
Dat allemaal gezegd hebbende, is het op z’n minst opvallend dat de naam van Suzi Quatro nauwelijks valt in de vorig jaar verschenen Ultimate genre guide die het even Britse tijdschrift Uncutsamenstelde rond het fenomeen. Ze wordt alleen zijdelings genoemd in het archiefartikel uit het blad Melody maker uit 1974 waarin de in die periode niet te missen glamrock-hitfabriek Mike Chapman en Nicki Chinn wordt geïnterviewd. Op dat moment bezetten twee van hun producties (Muds ‘Tiger Feet’ en Quatro’s ‘Devil Gate Drive’) respectievelijk de eerste en tweede plek van de Engelse hitparade. Maar kijken we elders in voorgenoemde genrespecial naar het lijstje met de 40 beste glamrock-singles, dan staat Suzi Quatro er met twee hits in!
We bedoelen maar: Suzi Quatro wordt zelfs ruim 45 jaar na de eerste hits behandeld als niet meer dan een voetnoot in de popgeschiedenis. En dat is precies waaraan de documentaire Suzi Q van de Australische regisseur Liam Firmager nu eens paal en perk wil stellen. Suzi Quatro mag dan ook bij ons misschien vooral in het geheugen zijn blijven hangen als die kleine, ruige shitkicker in het leer die in de jaren 70 met een flinke bas om de nek staat te stampdansen op het podium terwijl ze stoere hits als ‘Can the can’ en ‘48 Crash’ blèrt. Het gaat hier toch echt om de eerste vrouwelijke bassist die een beroemde popster is geworden.
Wat meer, als je de hoezen van haar eerste twee albums bestudeert, valt op dat ze meer eigen composities bijdraagt dan haar mannelijke glamrock-collega’s van The Sweet en Mud deden op die van hen. Toch krijgt vooral Quatro het verwijt in de muziekpers in die jaren dat ze in feite niets meer is dan een marionet in de handen van een paar mannen, de eerdergenoemde Mike Chapman en Nicki Chinn. En die opmerking is snel gemaakt omdat de hits inderdaad uit hun pen vloeien, ook die van ná de glamrock, zoals het countrygetinte ‘If you can’t give me love’ en ‘Stumblin’ in’, het romantische duet met Chris Norman van Smokie.
Suzi Q laat zien dat het hier om een muzikante gaat die haar instrument beheerst en bovendien in de masculien georiënteerde muziekindustrie toch maar mooi een band vol mannen aanvoert. Quatro blijkt zo niets minder dan een pionier die heel wat seksegenoten heeft geïnspireerd om zich ook op een instrument te storten en het in de muziek te proberen.