De Zweedse filmmaker Ruben Ostlünd wil met The Square vooral reclame maken voor zijn eigen gelijknamige kunstproject.
Daar zit je dan, als journalist met een rijtje vragen over ‘de betekenis van het vierkant in de kunst’, of Malevich misschien een inspiratiebron was en of hij research heeft gedaan naar de Tate Bricks, het ‘schandaal’ uit de jaren 70 toen beeldhouwer Carl Andre in de Tate Gallery in Londen 120 doodgewone bakstenen in een rechthoek had gelegd. Woedend waren de conservatieve kunstliefhebbers geweest dat er voor die hoop stenen, dit banale kunstwerk, bijna 3000 pond was betaald. Maar al snel blijkt dat Ruben Ostlünd – de regisseur die je met zijn vorige film Turist (over een gezin op skivakantie) van je sokken had geblazen en er over vertelde alsof het zijn pasgeboren baby was – met zijn nieuwe film, waarmee hij op het afgelopen filmfestival van Cannes de Gouden Palm won, een ander doel heeft dan je veronderstelde. Zelf blijkt hij de film eigenlijk vooral te zien als een pr-stunt; als ‘reclame’ voor het project waarmee hij al drie jaar bezig is: The Square, een wit vierkant kunstwerk dat in de publieke ruimte ligt en waar iedereen in kan gaan staan die ‘hulp’ nodig heeft. In zijn eigen woorden: ‘The Square is een heiligdom van vertrouwen en zorg, als je erin staat, heeft iedereen gelijke rechten en plichten.’
De filmmaker als wereldverbeteraar, als activist, als geëngageerd kunstenaar. Prima natuurlijk, om een standpunt in te nemen, iets te doen als je ziet dat er dingen niet deugen, maar het heeft in dit geval ook iets onbevredigends. Want zijn film, waarin de kunstwereld centraal staat, deze wereld genadeloos persifleert en (het gebrek aan) moraal aan de kaak stelt, waarin het gaat over misbruik van macht en over narcisme, heeft van zichzelf al heel veel gespreksstof. Zoveel dat het eigenlijk jammer is dat het in de interviews die hij over de film geeft, steeds over het achterliggende idee van The Square gaat en over hoe mensen beter met elkaar om zouden moeten gaan.
Dat idee ontstond in 2012, toen hij bezig was met Play, een film over jongens die een paar andere jongens beroofden in het centrum van Göteborg. De film is gebaseerd op ware gebeurtenissen. Toen Ostlünd tijdens zijn research de rechtbankverslagen las, was het hem opgevallen dat, hoewel er op het moment van de berovingen veel volwassenen rondliepen, er maar zelden een volwassene ingreep, laat staan dat een kind dat werd beroofd de hulp inriep van een volwassene. ‘Het leek alsof de wereld van de kinderen en die van de volwassenen in twee parallelle universums plaatsvonden,’ zegt Ostlünd. Hoe anders was dat vroeger, in de tijd van zijn vaders jeugd, toen zijn ouders hem op zesjarige leeftijd Stockholm in stuurden met een naamplaatje om zijn nek. ‘Als er iets was dan ging je naar een volwassene toe, die jou vervolgens hielp. Onze generatie voedt onze kinderen heel anders op: we zien volwassenen als een potentiële dreiging, als kinderlokkers. Je moet als kind ver weg blijven van grote mensen. De idee voor The Square is dat kinderen, maar ook volwassenen, arm of rijk, iedereen dus, om hulp kan vragen.’
Het blijft wonderlijk dat hij die boodschap verpakt in een satire op de kunstwereld, waarin je werkelijk alle clichés langs ziet komen – en die de vinger precies op de zere plekken legt. Herkenbaar (en steengoed) is de scène waarin het publiek, nadat de curator iets heeft verteld over de nieuwe tentoonstelling op een holletje naar de cateringtafels gaat, om te eten en te drinken maar dan, met een schreeuw, tot halt worden geroepen door de chefkok, die zich doodergert aan dat onbeschofte gedrag en eerst even rustig zal vertellen wat hij voor ze heeft gekookt.
Goed is ook de scène waarin de curator wordt geïnterviewd door een timide journaliste (Elisabeth Moss) die geen idee heeft wat ze moet vragen en vooral tegen hem opkijkt (en later het bed met hem deelt). En de rol van de curator zelf, gespeeld door Claes Bang met zijn rode bril, type mover shaker, die zijn leven langzaam downhill ziet gaan, oogst ook lof. Ostlünd brengt het allemaal in beeld op die hem inmiddels kenmerkende stijl, satirisch, droogkomisch, verontrustend en vernieuwend. Hij geldt als een van de beloften van de Zweedse cinema, schatplichtig aan de oudere garde als Roy Andersson en ook wel aan Lukas Moodysson, maar net iets scherper en intellectueler dan laatstgenoemde. Toch had het de film sterker gemaakt als het engagement er minder dik op had gelegen. Filmmaker blijf bij je leest, zou je willen zeggen. Waar hij in Turist was begonnen met het idee van een lawine, er toen een gezin in een ski-resort bijkwam, en dat langzaam uitbreidde met ideeën over het gezin als hoeksteen tot hij het zo geslepen had dat het een juweel van een film werd, zo heeft hij ook The Square geprobeerd op te bouwen. Maar het is een beetje zoals hij zelf aan het begin van het interview zegt: ‘Ik kan over alles praten, elke afzonderlijke scène toelichten, of meer in algemene zin vertellen over de houding van de mens in de samenleving in het algemeen, maar als je me vraagt waar de film precies over gaat, of om hem samen te vatten, dan sta ik nog steeds een beetje met mijn mond vol tanden.’ Hij heeft te veel willen vertellen, waardoor de boodschap eigenlijk verloren gaat. Desondanks zijn bijna alle scènes meesterlijk en het waard om gezien te worden.
The Square draait vanaf 9 november in de bioscoop.