Komiek Russell Peters grossiert in zijn nieuwe Netflix-special vooral in het contact met zijn publiek.
Professionele grappenmakers kunnen racistisch zijn zonder nare gevolgen. Dat is het devies van Canadees Russell Peters. Aan het begin van zijn nieuwe Netflix-special Almost Famous haalt hij – zoals gebruikelijk – zijn Indiase roots door het slijk, voordat hij zijn vizier richt op zijn gemêleerde publiek. Met betrekkelijk onschuldige observaties wordt vervolgens het ijs gebroken. Zo spreekt Peters een Arabier met borstelige wenkbrauwen aan op zijn uiterlijk: ‘Je hebt een rups op je voorhoofd.’ De camera zoomt in: ‘Gelukkig komt de lente er aan, zodat je snel zal veranderen in een vlinder.’
Almost Famous is vooral een weinig choquerende bloemlezing van anekdotes uit Peters’ jeugd, toen hij nog niet (of bijna) beroemd was. Zo vertelt hij dat hij breakdancer wilde worden. Zijn vader suggereerde dat zijn luie zoon maar een baan moest zoeken op het vliegveld. Dan kon hij tijdens zijn pauze een ‘break’ nemen. Peters wisselt deze persoonlijke bespiegelingen af met universele grappen over bijvoorbeeld artsen. Of door een onnozele haatzaaier te spelen.
Door een kleurrijke afspiegeling van de wereld te bieden, probeert hij wederzijds begrip te creëren in de zaal. Neem Peters’ overpeinzing over Donald Trump: ‘Donald Trump is tegen immigranten, maar twee van zijn drie huwelijken waren met een immigrant!’ De Egyptische, Poolse, Filipijnse en Canadese gasten lijken zich hiermee te kunnen identificeren. De sublieme interactie met de zaal die volgt, compenseert Peters' incidentele gebrek aan scherpte. Ergens halverwege leidt een anekdote over nachtelijk urineren tot verveling: de spitsvondigheid is even verdwenen. Gelukkig maakt Peters het snel goed met weer een (onschuldige) voltreffer, die zijn racistische uitspraken onder een vergrootglas legt: ‘Als dit een normale baan was, dan moest ik me elke dag melden bij personeelszaken.’
Russell Peters: Almost Famous, is vanaf 7 oktober te zien op Netflix