De korte Netflix Original-documentaire Resurface toont de bijzondere therapie van surfende veteranen, maar mist een duidelijke keuze tussen informeren of inspireren.
Het begon allemaal met Bobby Lane. Ooit een idealistische rekruut van de Marine, keerde hij terug naar de VS met epilepsie en PTSD na opgelopen hersenletsel in Irak. Een waslijst aan medicijnen en psychische problemen later besloot Lane nog één vinkje te behalen op zijn bucket list voor hij zelfmoord pleegde: surfen. Maar het surfvirus greep hem en hij bleef terugkomen. Het inspireerde surfschooleigenaar Van Curaza tot het oprichten van Operation Surf, een project dat getraumatiseerde veteranen de golven helpt bedwingen. Curaza, een geweldig figuur en de ultieme belichaming van een oudere surfdude, overwon zelf ooit een verslaving en overlaadt zijn studenten buiten surftechnieken ook met wijsheden als ‘Just get out of your head, it’s the worst place’.
Regisseursteam Joshua Izenberg en Wynn Padula zijn groot voorstander van de korte documentaire en wonnen als regie-productieduo diverse festivalprijzen met hun eerdere short Slomo (2013). Ook Resurface viel in de prijzen dit jaar, waaronder op het Tribeca Film Festival. De docu snijdt dan ook een beladen onderwerp aan, en het tweetal krijgt bijzondere mensen voor hun lens. Bijvoorbeeld Martin, een Brit die surft met een peddelprothese nadat hij tijdens een bomexplosie twee benen en een deel van zijn arm verloor. Of Gordie, die maar liefst zes explosies overleefde maar daarbij wel zijn zicht en gehoor verloor. Curaza noemt ze ‘warriors in transition’, en dat zijn ze.
Volgens veteraan en psycholoog Russell Crawford plegen elke dag tweeëntwintig veteranen zelfmoord. Het is een van vele snippers informatie die Izenberg en Padula in hun slechts zesentwintig minuten durende documentaire de revue laten passeren, uitgesproken door diverse medische professionals en ervaringsdeskundigen. De makers voelden duidelijk het gewicht van het onderwerp – het risico op een oversentimenteel resultaat – en de noodzaak voor een feitelijke omkadering. Het doel van Resurface lijkt daardoor heen en weer te springen tussen informeren en inspireren, met als resultaat dat beiden slechts half worden gerealiseerd. Net wanneer het interessant wordt, schakelt een interview alweer over naar de volgende persoon. Amerikaanse superlatieven als ‘surfing is more important than walking’ en ‘surfing is medicine’ worden opgevolgd door wat neurowetenschappelijk inzicht over de chemische samenstelling van het menselijk brein. Filmische beelden van golven in slowmotion worden afgewisseld met realisme zonder al te veel kleurcorrectie, als een journaalitem gemonteerd door een aspirant-filmmaker. Een vergelijking met veel afgebroken aanloopjes doemt op; de resulterende sfeer houdt het midden tussen een Lifetime film en een infomercial. Het deert niet, want Resurface vergt geen grote tijdsinvestering en is haar zesentwintig minuten zeker waard. De ironie vereist echter dat een langere speelduur waarschijnlijk ook een betere documentaire had gemaakt.