Na een paar uur braaf BBC-drama vliegt de reeks heerlijk uit de bocht.
Het devies van scenarist Kris Mrksa – onder meer bekend van Glitch – is wellicht: ‘Beter goed gejat dan slecht bedacht’. Zijn zesdelige Requiem – over een jonge vrouw die noodgedwongen afreist naar Wales en daar stuit op een mysterie - is geenszins authentiek, zit vol horrorclichés, maar is tóch uiterst verslavend. Dan moet je echter wel door de tergende eerste aflevering heen - de aanhouder wint – waarin we kennismaken met celliste Matilda (Lydia Wilson). Ze treft de voorbereidingen voor een grote concertreeks in Londen, en zal binnenkort haar carrière als beroepsmusicus voortzetten in New York. Die informatie heeft ze nog niet gedeeld met haar moeder. Eerst repeteert ze de mededeling – cliché nummer één – voor de spiegel.
Moeder Janice (Joanna Scanlan) zal het goede nieuws nooit ontvangen: ze pleegt in de eerste aflevering ten overstaan van haar dochter zelfmoord. In de openingsscène zien we een landhuis in Wales, waar een mysterieuze man zichzelf eveneens van het leven berooft, door van het dak te springen. Wanneer mensen spontaan zelfmoord plegen, wordt dan de invloed van het bovennatuurlijke een onoverkomelijke factor? Of hebben we hier te maken met een geestesziekte? Mrksa speelt heerlijk met die twijfels. Hij toont deze onzekerheid vanuit het perspectief van zijn musicerende protagonist, die afreist naar haar geboortegronden in Wales. Daar gaat ze op zoek naar antwoorden omtrent haar moeders dood en de vermissing van een meisje, 23 jaar eerder.
Zodra het perspectief van een personage een verhaal domineert mag je je als kijker afvragen hoe waarheidsgetrouw de beelden die je worden voorgeschoteld daadwerkelijk zijn. Requiem doet derhalve denken aan andere films waarin de kijker wordt misleid, en waarin het bovennatuurlijke wordt gesuggereerd, zoals Rebecca (1940), Psycho (1960) en The Birds (1963) van Alfred Hitchcock. Denk achtereenvolgens aan gespook in een villa, een ijzingwekkende douchescène en opgeschrikt worden door vogels. Het zit – clichés, clichés – ook allemaal in Requiem. De makers – ook verantwoordelijk voor het intrigerende The Missing – vergelijken de reeks trouwens met bloedstollende films als Rosemary’s Baby (1968) en Don’t Look Now (1973).
Net als de bovengenoemde films vliegt ook Requiem op een gegeven moment uit de bocht. Dat is erg vakkundig gedaan, na een paar uur degelijk en toch ook wel braaf BBC-drama – de serie ging in februari al bij de Britse publieke omroep in première. Je moet de plichtmatige scène bij het haardvuur – ‘geloof je dat doden kunnen communiceren?’ - en het geneuzel van de afstandelijke dorpelingen doorstaan, evenals het gezuip in de lokale pittoreske taverne, voordat het echt spannend wordt. Dan verschijnt een junkie-waarzegger ten tonele, wordt de titel – een mis voor de doden – uitgelegd, en zien we andere onheilspellende voortekenen.
Die mix mondt uiteindelijk uit in een bijkans onbevredigend einde. Het is vooral aan de kijker om iets van Requiem te vinden, en dat is in dit genre – folkhorror à la Hammer uit de jaren zeventig, met een koortsachtige soundtrack – bijzonder flauw. Soms bedenken scenaristen zo’n omvangrijke plot dat ze in de laatste aflevering de eindjes niet meer aan elkaar kunnen knopen. Dan zijn ze, in dit geval, meer bezig geweest met mooifilmerij - Requiem is een reclamespot voor het beeldige Wales – dan met de verlangens van de kijker. Doet dat ertoe? Nee. Wie de eerste afleveringen van Requiem ziet zal ook zelf worden bezeten door een ongeneeslijke vorm van nieuwsgierigheid. De clichés en de onvolkomenheden uit het script nemen we dan maar voor lief.