Quincy: viert de successen maar blijft oppervlakkig
• 22-09-2018
• leestijd 2 minuten
Een portret van de imposante carrière van Quincy Jones, maar met te weinig oog voor de man achter het succes.
Hij maakte van Michael Jackson een ster, bracht Ray Charles en Frank Sinatra naar grote hoogten en had ook nog eens een flinke invloed op de hiphop van de jaren negentig: in ruim zeven decennia is Quincy Jones uitgegroeid tot één van de grootste producers aller tijden. De invloed van de 85-jarige Amerikaan wordt duidelijk wanneer we zien hoe hij in 2016 gevraagd wordt om de opening van het National Museum of African American History and Culture te verzorgen. ‘Wie hebben we nodig?’, vraagt een assistent. Zonder te twijfelen, gooit Jones er wat voornamen uit: Will, Stevie, Oprah, Herbie, Usher. Oh ja, en president Obama natuurlijk.
Het is intrigerend om te zien hoe Jones de openingsavond van het museum samenstelt en door alle gasten begroet wordt als één van hun beste vrienden. De voorbereidingen - de rode draad die door de documentaire loopt - worden afgewisseld met het levensverhaal van de producer. Hij stipt dingen aan die intrigeren, zoals zijn jeugd in het armste deel van Chicago, waar hij ratten moest eten om te overleven en op zijn zevende al een mes in zijn hand kreeg. Of zijn tijd met Frank Sinatra in het Las Vegas van de jaren zestig, waar zwarte zangers optredens geven in hotels, maar door de rassenscheiding gedwongen worden om in de keuken te eten met het personeel.
Jones is een vat van verhalen, maar de documentairemakers blijven net te vaak aan de oppervlakte. Zonde, zeker wanneer je beseft dat dochter Rashida Jones (bekend als actrice uit The Office US en Parks and Recreation) één van de regisseurs is: zij zou toch dieper tot haar vader moeten kunnen doordringen dan de gemiddelde filmmaker. Helaas, hun familieband lijkt zich vooral te uiten door opmerkingen als ‘pap, wat zie je er goed uit’. Over de mislukte huwelijken en de strijd tegen verslavingen wordt met geen woord gerept.
Terwijl de anekdotes er absoluut zijn. In
een interview met GQ begin dit jaar (met de bijpassende titel ‘Quincy Jones has a story about that’) liep de Amerikaan volledig leeg. Het ene bizarre verhaal volgde het andere. Hoe Ray Charles een roadie inhuurde om heroïne in zijn ballen te spuiten. Hoe Jones de Paus ontmoette en er per ongeluk ‘those are some pimp shoes’ uitflapte. Hoe hij absint dronk met Pablo Picasso in 1957, of hoe Marlon Brando vertelde dat hij deed alsof hij zijn voet gebroken had om een affaire te verhullen.
Het zijn precies die verhalen die Quincy van een vermakelijk relaas zouden veranderen in een topdocumentaire. Maar nu zien we een net te vluchtig verhaal - een carrière van zeven decennia samengevat in slechts twee uur. En het leven van Quincy Jones is simpelweg te imposant voor zo’n speelduur.
Quincy, vanaf 21 september op Netflix