Deze kerst duikt De Lagarde in het filmclassicaanbod van Netflix. Na het zure (ramp)jaar 2016 wint hopelijk de zoete kerstgedachte!
In Philadelphia is de firma gevestigd van de puissant rijke gebroeders Duke. De twee moreel corrupte en racistische ondernemers hebben hun geld verdiend met speculeren (en valsspelen) op de aandelenmarkt. In de aanloop naar de feestdagen gaan ze een weddenschap aan: is criminaliteit aangeboren of juist het gevolg van een slechte opvoeding? Hiermee wordt gedoeld op het nature-nurture-debat. Ofwel: zijn zwarte mensen per definitie crimineler?
Het door de broers geselecteerde proefkonijn is Billy Ray Valentine (Eddie Murphy als stralend middelpunt), een criminele armoedzaaier. Hij vervangt de ontslagen beurshandelaar Louis Winthorpe III (Dan Aykroyd), een deftige Harvard-alumnus. De weddenschap is geslaagd wanneer Valentine op het rechte pad blijft en de intussen dakloze Winthorpe belandt in de wereld van de misdaad (of vice versa). Dat Valentine zich vervolgens pijlsnel aanpast aan de twijfelachtige mores van het bedrijfsleven, en Winthorpe zijn heil zoekt bij een prostituee (Jamie Lee Curtis) is veelzeggend.
Het onnozele uitgangspunt, dat zwarte mensen niet crimineler zijn, diende in 1983 nog als katalysator van de humor: de gebroeders Duke laten toch geen N-woord hun bedrijf leiden? Dit soort grappen krijgen net als de (luchtig gebrachte) blackface een andere, cynische en pijnlijke lading in 2016. De tijden zijn veranderd: Amerika heeft acht jaar een zwarte leider gehad (Barack Obama en Donald Trump ruilen nu van plek). Tegelijkertijd lijkt (latent) racisme met de verkiezingswinst van Trump weer te zijn aangewakkerd.
Dat leidt bij bepaalde Trumpaanhangers vervolgens tot de gedachte dat de positie van de zwarte mens achtergesteld moet blijven. Dit vind je terug in Trading Places: zwarte mensen zijn uitsluitend dienaars. Ze zullen nooit een volwaardig lid worden van de herenclub waar ze schoonmaken, afwassen of in de bediening werken. Dit wordt treffend geïllustreerd in een uiterst onaangename en geestige scène wanneer de steenrijke Randolph Duke zijn trouwe butler Ezra een kerstbonus van welgeteld vijf dollar geeft.
De Dukes bekommeren zich amper om hun personeel. Gemodelleerd naar de Muppets Statler en Waldorf kijken ze vanuit hun ivoren (Trump)toren neer op het volk. Op lieden als Billy Ray Valentine, die ze genadeloos bespelen. In het Amerika van nu lijken die torenbewoners (nog steeds) geenszins ontvankelijk voor de grieven van de gewone man. Gelukkig eindigt Trading Places, net als dit artikel in majeur. Zoals een kerstfilm betaamd, met een duidelijk afgebakende morele boodschap. De broers worden immers afgestraft voor hun hebzucht en vals spel.
Toch schreeuwt de film met de kennis van nu om een alternatief, genivelleerd (en wellicht naïef) einde: een reanimatie van de Amerikaanse Droom. Een droom waarin de welvaart eerlijker wordt verdeeld en racisme hevig wordt bestreden. Zo zetten kerstfilms ons weer aan het denken. En soms kunnen ze ook beleid veranderen: in 2010, 27 jaar na het verschijnen van Trading Places, werd de ‘Eddie Murphy Wet’ geratificeerd. Men kan sindsdien niet meer straffeloos speculeren (en dus valsspelen) met geheime informatie. De aanhouder – de kerstgedachte – wint!