Martin Scorsese produceert met Long Strange Trip een fijne kroniek van een invloedrijk muziekgezelschap: Grateful Dead.
Wie wil weten hoe ultieme vrijheid voelt, zal eens moeten kijken naar de levensloop van muzikant Jerry Garcia. Hij was dertig jaar lang de onbetwiste bandleider van Grateful Dead: een invloedrijk gezelschap dat voor eeuwig leek te toeren; in hun zoektocht naar, zo formuleerde hij dat, ‘de vreemde zaken des levens’. In Longe Strange Trip, geproduceerd door niemand minder dan Martin Scorsese, wordt deze periode, van 1965 tot nu, belicht. Hoewel Garcia al in 1995 overleed ten gevolge van een hartaanval. Die had hij te danken aan zijn heroïnegebruik: deze documentairereeks is daardoor, onbedoeld, eveneens een overzicht van de evolutie van drugsgebruik in Amerika.
Documentairemaker Amir Bar-Lev schroomt niet de keerzijde te tonen van de hippietijd, toen de deadheads – de fans van Grateful Dead – de boventoon voerden. Veel sympathisanten van de ongebreidelde vrijheid stierven door hun dubieuze levensstijl. Hoewel Long Strange Trip – een omvangrijk verhaal met nooit vertoonde beelden – vooral een eerbetoon is aan een geweldige periode. Dit vier uur durende werk is een magnum opus: kunstwerken, foto’s en archiefmateriaal belichten een belangrijk verhaal. Met (noodzakelijke) verwijzingen naar Ken Kesey, auteur van One Flew Over the Cuckoo’s Nest, en Jack Kerouac, bekend van zijn boek On the Road.
Kesey introduceerde LSD – het (drugs)fundament van Grateful Dead – aan een groot publiek. Garcia was bovenal onder de indruk van Kerouacs werk; van zijn immense roadtrip. Deze twee werken markeren de overgang van het beattijdperk naar de hippiecultuur. Net zoals bepaalde muzikale ontwikkelingen – van bluegrass tot jazz - door de jaren heen te bespeuren zijn in het oeuvre van Grateful Dead: zo verhuisden de bandleden ergens aan het begin van de jaren zeventig ineens naar het platteland. Daar maakten ze een countryplaat. Het muzikale nalatenschap van Garcia en zijn gevolg is dientengevolge uiterst divers en onvoorstelbaar.
Dat was tevens de reden dat platenmaatschappij Warner Brothers al vroeg afscheid nam van de band: hits bleven uit. De muzikanten waren geld aan het verbrassen in Europa. De directeur van toen, hij leeft nog, kijkt met verwondering terug op die periode. Toen had hij onder meer Frank Sinatra onder contract, en dus een groep excentriekelingen onder de noemer Grateful Dead. Daar wist hij zich logischerwijs dus geen raad mee. Dat is evenwel exemplarisch voor de levensstijl en de onnavolgbare muziek van de groep.
Die uniciteit wordt verbeeld met scènes uit verschillende Frankenstein films: die vormen een rode draad in de zes afleveringen. Garcia was namelijk een gedoodverfde horrorliefhebber. Hij affilieerde zich graag met het eenzame monster dat niettemin werd omarmd door bioscoopliefhebbers overal ter wereld. Vandaar dat hij zo’n grote familie – Grateful Dead reisde rond met vrienden, familie en kennissen - om zich heen verzamelde, in zijn strijd tegen eenzaamheid. Keer op keer wordt er derhalve verwezen naar die geweldige gemeenschapszin toentertijd: wat een fenomeen was dat. Die euforie gaan we wellicht nooit meer herbeleven. Ineens was je, omringd door een groep vreemdelingen, een jaar onderweg, onder invloed van LSD.
De documentairereeks Longe Strange Trip verwordt tegen het einde dan ook tot een lange, fijne, psychedelische trip. Gaandeweg begin je te begrijpen waarom Grateful Dead meer was dan een band met extreme muziektalenten. Hun albums en hun optredens waren een soort verzamelplek voor paria’s. Dáár waren de deadheads, de excentriekelingen, volledig gevrijwaard van oordelende blikken. Zo verzamelden doofstommen, audiofielen en dansliefhebbers zich tijdens concerten in vooraf bepaalde vakken, om op eigengereide wijze aanwezig te zijn bij ‘een ritueel’. Dát was de ultieme vrijheid.