Spaanse coming-of-age-film over de zoektocht naar een heilzame plant door een olijk vijftal is een welkome toevoeging aan het populaire genre.
Tiener Rodri (Adrián Baena) snakt naar de zomervakantie, zodat hij zijn pestkoppen op school kan ontvluchten en zijn woonplaats Barcelona kan verruilen voor het landelijke Galicië. Daar treft hij vier jonge lotgenoten met wie hij een avontuur beleeft. Live is Life - jawel, naar het liedje van Opus - is vintage coming of age: het verhaal speelt zich namelijk af in de jaren tachtig. Scenarist Albert Espinosa wisselt in zijn scenario gewichtige gebeurtenissen – een van de kinderen heeft kanker; een van de vaders ligt in een coma – af met de dagelijkse, banale realiteit – zoals een discussie over voetbalkaartjes: tot welke leeftijd mag je die eigenlijk sparen?
De plot wordt voortgestuwd door het fabeltje dat er in Galicië een heilzame plant is die op midzomernacht alles kan genezen. De jongens gaan hiernaar op zoek terwijl ze achterna worden gezeten door nét iets oudere landgenoten op crossmotoren, die tijdens de lange zomer kennelijk niets te doen hebben. Oftewel, Rodri’s leven wordt weer verpest door pestkoppen. Als hij zijn ouders dit verdrietige nieuws meedeelt, dan geloven ze hem echter niet en krijgt hij ook ‘geen toetje’. Hij zal het dus volledig op eigen kracht moeten doen – dat is logischerwijs ook de opzichtige boodschap uit de film: de jongens moeten op eigen benen leren staan.
Onze nieuwsbrief ontvangen? Iedere vrijdag de nieuwste series en films in je inbox! Meld je hier aan.
Live is Life is binnen de context van coming-of-age-films niet een heruitvinding van het genre, maar een welkome toevoeging. Filmmaker Dani de la Torre heeft geen hoge pretenties, maar kent zijn pappenheimers (zie bijvoorbeeld Stand By Me , 1986). Live is Life probeert bijzonder nostalgisch te zijn en slaagt daar bij vlagen onmiskenbaar in. Het melodrama had niettemin wel wat minder gemogen – sommige passages zijn zonder zoetsappige muziek al impactvol genoeg.