Matthijs Röling (1943) en zijn vrouw Patricia (1959) verontschuldigen zich voor hun tuin. Nu het zoveel regent, barst-ie uit zijn voegen. Maar hij is prachtig; een waar hof van Eden. Bomen, planten, bloemen, vogels, insecten – al het leven buitelt hier, ruisend, fluitend, tjirpend en zoemend door en over elkaar heen. Hun huis en de tuin, in het Groningse Ezinge, waar Röling sinds 1972 woont, spelen een belangrijke rol in de documentaire die deze week wordt uitgezonden. Daarin volgt de camera de kunstenaar, die wordt gezien als een van de belangrijkste figuratieve schilders van naoorlogs Nederland, bij zijn dagelijkse bezigheden: een wandeling in de tuin, een sigaret op zijn vaste bankje in de zon. ‘Er wordt niet veel gezegd hè,
in de film?’ zegt Patricia (Patje, noemt Röling haar, evenveel een gewoonte als, voor de toehoorder, een blijk van tederheid) ‘Sommige mensen vinden dat jammer.’ Maar misschien is de documentaire zo geslaagd omdat-ie observerend is. Zonder al te veel woorden en zonder voice-over, kom je toch veel te weten over de wereld, ‘het universum’ van de inmiddels 80-jarige kunstenaar. Van de man die nooit veel moest weten van allerhande trends en modernistisch gedoe in de schilderkunst, maar gestaag werkte aan een figuratief en ambachtelijk oeuvre. Die met vaste hand en precisie traditionele onderwerpen als stillevens, naakten en tuinen schilderde tot een beschadiging van de kleine hersenen, in 2009, zijn motoriek verstoorde en hij van de ene dag op de andere bijna niet meer kon schilderen.
Nu zijn de tuin en het huis er nog, als baken, als veilige haven, als levend kunstwerk. En ook al kan Röling er niet meer doorheen struinen zoals vroeger, vanuit zijn hoekje vanaf de bank in de keuken, de benen uitgestrekt op zijn rolstoel, de voeten in pantoffels, is er genoeg te zien én te contempleren.
U heeft in uw leven al best wat interviews gegeven, zag ik.
Ja, ik heb best wel wat gedaan.
Dan rijden journalisten vanuit het westen hierheen en komen bij het beschrijven van uw huis en tuin superlatieven te kort. Wat is er voor u aan om het te doen?
Ach, een beetje aandacht is altijd wel grappig.
U bent wel bekend, maar niet beroemd, terwijl u toch een van de grote Nederlandse naoorlogse schilders bent.
Ach ja. Mijn vader, die op een goed moment een akelige longkanker en ik weet niet wat allemaal had en euthanasie pleegde, riep op de laatste dag van zijn leven al zijn kinderen bij zich. Hij liet ons een voor een naar zijn kamer komen voor een laatste persoonlijk gesprek. Tegen mij zei hij: ‘Jongen, voor je levensgeluk hoop ik dat je niet te rijk en niet te beroemd wordt.’
Wanneer was dat?
De dag voor zijn dood, in 1985.
Lees verder op pagina 30 van VARAgids 33
Ontvang elke werkdag de beste kijktips met de Avondeditie-nieuwsbrief