Cabaretier Dolf Jansen in gesprek met Sander Schimmelpenninck over kansenongelijkheid in de maatschappij.
Op de dag dat ik Sander Schimmelpenninck spreek over zijn serie Sander en de kloof, schrijft hij in zijn Volkskrant-column over ‘de proleet, de tokkie, de hufter, de aso, hoe we hem ook noemen.’ Hij verwijst naar een (pijnlijk actueel) essay van Menno ter Braak uit 1937, waarin wordt gesteld dat mensen nu eenmaal ongelijk zijn in hun talenten en vermogens, en ik vraag me af of de ongelijkheid in de maatschappij, waar ik met Schimmelpenninck over ga praten, daaruit voortkomt. Of gaat het toch vooral over geld? We treffen elkaar op een mooie plek in het centrum van Amsterdam, terwijl buiten het plebs zich als altijd haast naar de metro, de werkplek of het UWV.
Heb jij je altijd gerealiseerd dat je bevoorrecht was? Dat wat jullie hadden afweek van wat de meeste mensen hebben? Nou, bevoorrecht niet, want als kind ben je vooral bezig met de vraag ‘ben ik normaal, ben ik heel anders dan de andere kinderen?’ Ik realiseerde me wel dat ik iets anders was, dat ik uit een ander gezin kwam dan de meeste jongens uit mijn klas. Als kind zie je er ook niet de voordelen van, want je woont veraf.
Jullie landhuis stond wat verder buiten Diepenheim? Ja, ver van de bewoonde wereld, het is niet altijd een prettige plek om te wonen, je wilt eigenlijk gewoon normaal zijn. De andere jongens woonden allemaal in een rijtjeshuis vlak bij de voetbal, dat is dan prettig, en normaal.
Terwijl jullie tuin meer dan groot genoeg was voor een serieuze voetbalmatch. Ja, maar dan wel in je eentje... Dus dat gevoel van bevoorrecht zijn kwam pas later, als je dingen meekrijgt, als je gaat studeren, als je gaat werken, als je een blik op de wereld ontwikkelt en ook een soort zelfvertrouwen waarmee je de wereld benadert, iets dat je misschien niet meekrijgt als je ergens anders opgroeit.
Als ik jou in aflevering 1 groepen Gooi-kakkers zie tegenkomen op de Loosdrechtse Plassen – in een boot van papa natuurlijk – heb ik het idee dat ze nauwelijks doorhebben dát ze bevoorrecht zijn, ze zijn daar helemaal niet mee bezig. Ja, klopt helemaal.
Maar bij jou is dat besef wel gekomen, je afvragen of het wel eerlijk is, dat de een zoveel heeft en de ander absoluut niet. Bij mij ging het niet zo om het materiële, ik kreeg niet zomaar geld van mijn ouders, het zit hem veel meer in het mentale aspect, dat je zelfvertrouwen meekrijgt, een soort van gevoel van je kan de wereld wel redelijk beheersen.
Jaap Reesema – je beste vriend (en partner in zaken ook) – zegt ‘je weet ergens wel dat het altijd wel goed komt’. Je hebt nog ergens wat geld of je hebt familie of vrienden die je kunnen helpen, dat scheelt zoveel stress. Je moeder zegt ‘je wordt er zekerder van’, dus je hebt dankzij je bevoorrechte positie altijd wel ergens een soort van vangnet of bodem. Precies... maar als je jong bent koppel je dat helemaal niet aan geld, je denkt dat is gewoon ouderliefde, of vertrouwen in je vrienden. Maar als je ouder wordt zie je heel goed dat dat ook te maken heeft met geld, met vermogen. Dat dat vermogen echt een verschil maakt, in een jong mensenleven, in je keuzes ook: welke baan neem ik wel of niet, durf ik een onderneming te starten, durf ik voor mezelf te beginnen, durf ik te kiezen voor iets dat ik leuk vind en waar ik misschien niet voor ben opgeleid, zoals Jaap is gaan zingen met zijn rechtenstudie, en ik de journalistiek in ben gegaan. Durf je risico te nemen in het leven. Quote (de zakenglossy waar hij van 2016 tot 2020 hoofdredacteur was, red.) heeft overigens wel een belangrijke rol gespeeld in mijn bewustwording over dit onderwerp, want mensen denk toch vaak dat Quote over geld gaat, maar eigenlijk gaat het over de selfmade man, dat is het centrale begrip bij Quote, selfmade zijn. Het gaat niet over erfgenamen, want die willen meestal niet praten en als ze al een verhaal willen vertellen is het niet leuk. Het gaat over mensen die van niets iets maken. Dat vinden we allemaal leuk, dat zijn mooie verhalen. En er zitten ook eikels tussen, maar het zijn allemaal inspirerende verhalen. Ik vond dat mooi, want ik kom helemaal niet uit een omgeving met selfmade mensen, dat landgoed van ons is ooit door een selfmade man gekocht, maar dat is 250 jaar geleden ofzo.
Iedereen in jouw serie die in het grote geld zit, vermogensbeheer, of crypto, die zegt als het daarover gaat ‘ja, maar er is ooit voor dat geld gewerkt’. Er is ooit voor gewerkt, ja.
Ze zeggen eigenlijk je moet van die erfenissen afblijven, want… …ja, er is ooit voor gewerkt, maar we kunnen natuurlijk niet meer nagaan hoe dat geld toen bij elkaar is verdiend.
Evengoed was het slavernij ofzo. Zeker, het zal vast niet fris zijn geweest. Maar als je nu naar de Quote 500 kijkt, is de top helemaal aan het verschuiven van die babyboomers naar de jongere generatie. Oftewel erfgenamen. Dus dat percentage selfmade zijn, het harde werken, gaat steeds meer omlaag.
In de serie zeg je dat we in de grootste vermogensoverdracht zitten. Ooit, ja. Die generatie van babyboomers hebben het heel goed gedaan, die hebben immense vermogensstijgingen doorgemaakt. Dat zijn de happy, nou, niet few, want dat zijn er best veel, van advocaten tot ondernemers en die gaan dat allemaal overdragen aan hun kinderen. Dus in mijn generatie worden de verschillen tussen mensen alleen maar groter. De start voor jonge mensen nu is veel ongelijker dan in de tijd van de babyboomers.
Je serie gaat vooral over ongelijkheid, de gevolgen daarvan en wat we eraan doen. Was er een moment dat jij dacht hier moet ik wat mee, daar wil ik het over hebben, komt daar het idee vandaan? Nou, het is een geleidelijk proces geweest, op een gegeven moment ging ik me ergeren aan de vanzelfsprekendheid waarmee mensen hun vermogen verklaren, en ook toeschrijven aan hun eigen verdienste. Dat iemand gaaf loopt te doen terwijl-ie niks heeft gepresteerd. Het is heel menselijk dat we het irritant vinden als iemand loopt te patsen terwijl je denkt: die vent kan helemaal niks. Dat sloop er bij mij ook in, en bij Quote. Ik heb daar toen met Ruben van Zwieten, de Dominee van de Zuidas, een boekje over geschreven, Elite gezocht. Daarin benoemen we wat er aan de gang is, binnen die groep mensen, en de eigenlijk toch wel bedenkelijke moraal die daar speelt. Toen is dat mijn onderwerp geworden. Ik heb ook Thomas Piketty en andere grote denkers geïnterviewd over de vermogensverdeling, maar het begon toch met die persoonlijke ergernis.
Ja, ik vind dat mooi... een deel van wat ik doe, zeker in columns en voorstellingen, komt daar ook uit voort. Dat je iets ziet waarvan je denkt… …dit klopt niet, ja!
Lees verder in de VARAgids 3 vanaf bladzijde 8.
Meer over:
artikelenOntvang elke werkdag de beste kijktips met de Avondeditie-nieuwsbrief