Een uitvoerig gesprek met de 75-jarige sportjournalist. Over zijn rijke leven en carrière.
Het is 11 uur in de ochtend, maar geen Mart Smeets te bekennen op het terras van het Haarlemse café ‘NL’. Een half uur na het afgesproken tijdstip nog niet. Zijn mobiel neemt hij niet op. Dan, om twee uur in de middag, gaat de telefoon. ‘Excuus. Ik ben ziek. Gisteren ben ik gaan slapen en ik word nu pas wakker.’ Laten we over een week weer bellen, stelt de grand old man van de sportjournalistiek voor. En dan maar even verder zien. ‘Misschien is een interview wel niet meer mogelijk’, voegt hij er weinig hoopvol aan toe. ‘Want wie zit er te wachten op een oude, zieke man?’
Een week later liggen zijn kaarten nog steeds ongeschud op tafel. Hij moet eerst allerlei onderzoeken afwachten, vertelt hij aan de telefoon. De geruststelling dat er geen haast is, mist zijn doel. ‘Nou bij mij wel,’ bromt hij, ‘opeens ben ik er niet meer, hé?’ Gelukkig blijkt er uiteindelijk niets terminaals aan de hand.
Heb je in de 75 jaar dat je nu op deze aarde rondloopt vaak gedacht dat je laatste uur geslagen was? Nou, er zijn wel momenten geweest waarop ik behoorlijk ziek was. En ik heb een keer in mijn leven langer in het ziekenhuis gelegen voor een operatie, dat was een serieuze zaak.
Aan je hart? Neen, iets anders en voor de rest ben ik vrij goed door alles heen gerold. Alleen, hoe ouder een mens wordt, hoe kwetsbaarder. Ik ben daar geen uitzondering op en ik accepteer dat. Wat niet wegneemt dat ik behoorlijk onder dokterscontrole sta. Want het lichaam is oud, en het piept en het kraakt soms. Ik loop de 100 meter niet meer in 11 seconden, kan ik je mededelen.
Ik hoorde dat je vaak denkt dat je doodgaat, dat je wel iets hypochondrisch hebt. Oh, wat is vaak en hoe hoor jij dat? Van wie? Van wat? Dat gevoel hebben alle zielige mannen toch weleens. Dat is niet zo erg. Ik ben nog steeds bij machte om dit gesprek te voeren, dus het valt nog wel mee hoor. Ik heb ook vijftig jaar achter elkaar doorgewerkt zonder echt ziek te zijn, dus ben je dan wel hypochondrisch? Ik denk geregeld: godverdimme, heb ik wéér wat!, maar dat heeft ieder mens toch? Dan zou iedereen een hypochonder zijn.
Ik heb een keer liggen ijlen van de koorts, toen had ik een heel stevige longontsteking, maar daar kreeg ik pillen tegen en drie dagen later riep ik alweer: ‘nu wil ik wel graag weer eventjes naar New York toe’.
Je ziet jezelf niet als iemand die bovengemiddeld bang is voor de dood? Nee hoor, als ik ga, ga ik. Maar ik wil de tijd ervoor nog wel graag een beetje uitrekken. Ik wil nog graag leuke dingen doen.
Je hebt nu 75 jaar ervaring met Mart Smeets zijn. Hoe is dat tot op heden bevallen? Dat heb ik mezelf nou nog nooit afgevraagd. Ik leef gewoon, doe dingen die ik prettig vind, en vraag me niet af wie ik ben. Ja heel soms. ‘s Avonds in bed denk ik wel eens: goh, heb ik dat nou goed gedaan? Of heb ik dat juist niet goed gedaan?
En wat is dan het antwoord? Dat ik over het algemeen met grote tevredenheid terugkijk op mijn leven. Ik heb leuke mensen ontmoet, veel gereisd, veel gewerkt, veel mooie sportdingen gezien, erg goede boeken gelezen, heel mooie muziek beluisterd. En ik heb een beroep gehad dat me in de gelegenheid stelde om te reizen, om te genieten, om bezig te zijn, om geld te verdienen, om te overleven. Ik heb helemaal niks te klagen over wat achter me ligt. Mijn achteruitkijkspiegel is best groot, en daarin zie ik veel prettige dingen.
Ik had het vroeger thuis ook heel erg naar mijn zin. Ik heb eerst aan topsport gedaan (hij haalde het nationale team met basketbal, red.), en daarna ben ik in de journalistiek geraakt. Ik ben van schrijven naar radio gegaan, van radio naar televisie, weer naar schrijven en weer radio, en zo ben ik ouder geworden. Ik heb nog altijd voldoende om handen, heb een kleine familie waarmee ik me bezighoud en waarover ik me soms zorgen moet maken omdat kinderen en kleinkinderen ‘dingen’ hebben. Ik zorg goed voor ze, en zij zorgen soms goed voor mij. Ik leef een vrij en teruggetrokken leven en dat vind ik prettig. Wat moet ik nog meer zeggen? Ik heb een heel interessant leven gehad. Ik heb op Antarctica na alle continenten van de wereld bezocht. Ik zou nog veel meer willen doen, maar ik weet dat de tijd kort is.
Wat zijn de belangrijkste veranderingen die je in al die jaren in de sportjournalistiek hebt gezien? Ik heb vooral diverse vormen van sportjournalistiek gezien. Toen ik in ‘68 bij dagblad De Tijd kwam, braken net de jaren aan dat voetballers om een mening werden gevraagd. Vóór die tijd maakte een journalist zelf uit wat-ie schreef, en dat waren simpele feiten als: in de dertiende minuut maakte Ajax gelijk. Maar in deze nieuwe vorm van journalistiek, de quote-journalistiek, ging je ergens heen, liep je naar de betrokkene en stelde je vragen als: ‘waarom deed je dat?’ ‘Hebben jullie daarop getraind?’ Ik heb dat toen overgenomen van een grootheid als Maarten de Vos en ben ook in de basketbalkleedkamer gaan praten. Omdat ik zelf uit de basketbalsport kwam, was dat voor mij niet zo moeilijk om te doen.
Die vorm van sportjournalistiek heeft heel lang geduurd, en daar kwam op een gegeven moment participatiejournalistiek bij: je moest als sportjournalist in beeld gaan staan. Zie bijvoorbeeld Harry Vermeegen. Toen ik begon was dat volstrekt uit den boze. Ik ben juist opgevoed met: blijf uit beeld weg. En dat heb ik ook altijd volgehouden. Je gaat naar de roeiploeg om een filmpje te maken waarop zij te zien zijn en dan blijft de maker uit beeld. Dat was de belangrijkste regel die ik meekreeg van mijn bazen en collega’s en daaraan heb ik me altijd gehouden. Ik erger me hélemaal wild aan mensen die in beeld gaan staan. Dat vind ik zó ongelooflijk lullig. Zie mij hier eens staan met deze sportvrouw of sportman. Dat hoort niet in mijn optiek.
Toen DWDD in 2016 een eerbetoon voor je maakte ter ere van je vertrek, had men een filmpje gemaakt met allemaal momenten waarop je juist in beeld was. Dat vindt men toch het leukst. Nee! Dat is helemaal niet waar wat je zegt, ik ben nog nooit in beeld geweest bij een onderwerp van een ander, nooit!
Het waren allemaal momenten waarbij het om jou ging die ze uit je 43-jarige carrière Studio sport hadden gekozen. Nee, nee, nee, nee!! Luister nou, als je een filmpje over een onderwerp maakt, mag je zelf niet in beeld komen, dát is wat ik zeg en daar heb ik me aan gehouden, dat is gewoon het gebruiken van een stijl.
Ja dat snap ik, maar… (Onderbreekt): Dat is heel wat anders dan dat je presenteert.
Lees het allesverpletterende (van maar liefst 18 pagina’s!) verjaardagsinterview verder in de VARAgids 2 vanaf bladzijde 8.
Meer over:
artikelenOntvang elke werkdag de beste kijktips met de Avondeditie-nieuwsbrief