Laten we het over jouw liefde voor schaatsen hebben.
Ik ben een laatbloeier! Als kind schaats-te ik alleen op de zeldzame momenten dat mijn vader mij en mijn twee broertjes meenam naar de ijsbaan of als er natuurijs lag. Mijn vader was boer en had geen tijd om ons te brengen. Hij schaatste ooit illegaal de Elfstedentocht, maar zodra je ergens lid van moest worden en een pakkie aan moest haakte hij af. Dus het duurde even voor ik bij een club zat. Pas op mijn twaalfde ben ik pas echt gaan schaatsen. Ik had geen talent en was zeker niet de nieuwe Rintje Ritsma.
Wat vond je dan zo mooi aan schaatsen?
Het idee dat je met twee ijzers onder je voeten zoveel snelheid kunt genereren. Door zelf te pielen en te klooien voelde ik dat ik met de juiste beweging steeds harder kon. Dat je voelt: als ik dieper zit, ga ik harder. Als ik nu ook nog met mijn armen zwaai, kan ik meer druk zetten. En als ik zijwaarts duw, kom ik beter op snelheid. En als je eenmaal technisch goed kunt schaatsen en je kunt op gitzwart natuurijs met de wind in je rug balanceren op je ijzers, spelen met je lichaamsgewicht, je techniek en je timing, dan is het bijna vliegen, dansen op het ijs. Snelheid, souplesse, kracht, uit-houdingsvermogen, techniek: in schaatsen komt alles samen.
Je had geen talent, maar je zette wel door.
Puur uit liefde voor schaatsen. En ik hou van leren, van onderzoeken hoe je ergens beter in kunt worden. Ik ben een werkpaard. Tot mijn vijftiende reed ik altijd achterin het treintje, technisch leek het helemaal nergens op. Omdat ik zo mijn best deed kocht mijn vader uiteindelijk aan het einde van het schaatsseizoen een paar tweedehands schaatsen op de markt van de Deventer IJsclub. Het was een paar van Raps, het merk waar Falko Zandstra op reed. Er zat ook een onderstel bij voor skeelers. Dat is beslissend geweest voor mijn carrière. Want het schaatsseizoen zat erop en ik ging skeeleren, steeds een rondje van vier kilometer rond ons huis. Op mijn eerste wedstrijdje, met zeven jongens in de stromende regen, werd ik een-na-laatste, maar toen mijn materiaal beter werd, werd ik ook beter. Al snel deed ik mee aan het EK. Maar wat ik op de skeelers kon, kreeg ik niet vertaald naar het ijs. Dat kwam pas rond mijn zestiende, in de tijd dat de klapschaats doorbrak. Mijn vader wilde er niet aan, aan die klapschaatsen, maar kocht ze wel op aandringen van mijn opa, die nooit zoveel zei maar wel de baas was op de boerderij. De klapschaats was een zegen voor mij.
Uiteindelijk koos je zelfs voor schaatsen en niet voor skeeleren.
Ik kreeg een uitnodiging voor Jong Oranje. Dat was een enorme eer. Maar ik zat er enorm mee in mijn maag, ik ben er bijna twee weken ziek van geweest. Want ik voelde dat ik een belangrijke keuze moest maken. Ik had een contract bij de beste skeelerploeg, Wehkamp, en met een groep veteranen en mij als jonge hond wonnen we alle wedstrijden. Ik besloot zowel te blijven schaatsen als te skeeleren, en kon me daardoor niet aansluiten bij Jong Oranje. Dat werd me niet in dank afgenomen – zo werkt de topsportwereld helaas. Ik was eigenlijk de eerste commerciële schaatsjunior, want met skeeleren verdiende ik geld. Gelukkig mocht ik, omdat ik goed bleef schaatsen, toch gewoon meedoen aan schaatstoernooien. En werd ik Wereldkampioen Junioren.
In juni 2021 verscheen jouw boek Drive, met als ondertitel: train je stoïcijnse mindset. Zo te horen zat die mindset er al vroeg in.
Toevallig ben ik net een weekend met vrienden op pad geweest. We hebben uitgebreid besproken hoe iedereen in het leven staat. Ik denk inderdaad dat ik die mindset extremer heb dan anderen. Ik bepaal heel erg waar ik heen wil, welke route ik wil volgen. Ik wil zelf keuzes maken, want als je geen keuzes maakt wordt er voor je gekozen.
Toch belandde je in je carrière op een punt dat je het gevoel had dat je geleefd werd en te veel met je omgeving bezig was. Een breuk met wat je hiervoor vertelde.
Van junior werd ik senior. Dan weet je: ik heb twee tot drie jaar de kans, als ik de stap niet zet is het einde carrière. Dat voelde ik heel sterk. Je persoonlijke leven, familie, vrienden, studie, alles moet zich aanpassen aan jouw sportcarrière. Want ik was degene die door kon breken. Ik was uitverkoren. Er waren toen al vier tot vijf commerciële ploegen, en die hingen allemaal aan de lijn. Ik koos voor SpaarSelect met coach Peter Mueller en Gianni Romme en Erben Wennemars. Ik had al zo vaak tapes van Jan Bos teruggekeken, met zijn fabelachtige techniek, en ineens kon ik bij die fokking ploeg terecht! Het eerste jaar was het fantastisch, totdat ik ten val kwam op het EK in Baselga di Piné, waar ik de jongste Europees kampioen ooit kon worden. Ik was uitgeschakeld en moest twee tot drie weken met het been omhoog. Toch tekende ik bij SpaarSelect een riant contract van vijf jaar. Ik had een grote mond en was heel overtuigd van mezelf: de komende jaren ga ik alles winnen. Alleen: ik had nog niks gewonnen. Ik had een dik contract gekregen, ik wilde mezelf bewijzen. Ondertussen had ik een huis gekocht voor mijn moeder en mijn broertjes; mijn ouders scheidden in de periode. Mijn moeder had al last van depressies en die werden steeds erger. Ze kon de scheiding niet verwerken. Mijn vader wilde ik niet meer zien.
Lees verder in de VARAgids 6 vanaf bladzijde 8.
Meer over:
artikelenOntvang elke werkdag de beste kijktips met de Avondeditie-nieuwsbrief