Historicus en voormalig Andere tijden-presentator Hans Goedkoop verruilde zo’n drie jaar geleden de reuring van Amsterdam voor de stilte en ruimte even buiten Waterland. Daar woont hij met zijn man en aanloopkat die tot voor kort met de naam Corona door het leven ging. Een van zijn mindere ingevingen, beaamt hij. ‘Aan het begin van de pandemie leek dat nog grappig. Nu maakt het een meer dan rare indruk wanneer ik buiten sta te roepen: Co-rooo-naaaa binnenkomen. Ze heet nu Poes. Van excentriek naar doodgewoon.’ Het echtpaar koos de nieuwe thuisbasis vanwege de wens rustiger te kunnen leven. ‘In de zin van minder drukte en herrie en toestanden: voor een pak melk ben ik wel even onderweg. Maar ik wil nog steeds hard werken. Het is fijn dat ik hier heel geconcentreerd in alle stilte kan schrijven en researchen.’
Tot een van zijn nieuwe projecten hoort – of eigenlijk hoorde – een grote serie over de dekolonisatie van Nederlands- Indië. Negen afleveringen zou hij maken, in totaal zes uur televisie. Aanleiding: de bekendmaking van het onderzoek, op 17 februari, dat onder meer het NIOD deed naar het Nederlandse geweld vlak na uitroeping van de onafhankelijkheid van Indonesië in 1945.
Maar corona gooide roet in het eten voor de documentairemaker. Goedkoop, zelf deels Indisch en kleinkind van generaal-majoor Van Langen die meedeed aan het bloedige, militaire slotakkoord in Indonesië: ‘We wilden daar filmen. Maar ja, dat kon door covid niet. Overal lockdowns, het was onmogelijk om te reizen, niemand zou de deur opendoen.’
Daarom is de lange serie een tweeluik geworden: De Indische rekening. Hierin gaat hij in ons land op zoek naar de resten van de koloniale geschiedenis en spreekt met drie generaties over de ontvangst in Nederland en het befaamde Indische zwijgen.
Het zijn emotionele verhalen. Zo is de vader van muzikant Wouter Muller sergeant-majoor in het KNIL, maar krijgt het gezin bij aankomst hier de vraag: ‘Wat komen jullie bruintjes doen?’ De Molukse Saar ontdekt op 14-jarige leeftijd dat haar ouders drie kinderen in Indonesië hebben moeten achterlaten. Maar er worden ook heel harde noten gekraakt over racisme. Daardoor vraagt veteraan Bert Hofman zich af waarom pijnlijke zaken anno 2022 opgerakeld moeten worden: ‘Er is niks meer aan te doen, dus gooi er maar zand over, niet meer over praten, klaar.’
Waarom moeten die zaken na 70 jaar worden onderzocht?
Omdat er relatief weinig aandacht voor was. De politiek had destijds geen zin te blijven hangen in een verloren strijd die ons land van een wereldrijk veranderde in een postzegel. Zeker na de oorlog lag de focus op de wederopbouw. De geschiedschrijving toonde al die jaren vooral de Nederlandse kant van het verhaal. Pas de laatste tijd verandert dat iets. Want waar er twee oorlog voeren, hebben er twee schuld. Wil je beide kanten snappen, dan moet je ook Indonesiërs aan het woord laten. Om die dimensie een gezicht te geven. De bredere context te zien. Daar zitten velen hier niet per se op te wachten. Ik spreek al jaren voor zaaltjes met oudere Indische mensen. Ze weten vaak niet dat ik met narigheid kom. Het is zondagochtend, er is spekkoek bij, dat wordt gezellig, denken ze. En dan gaat de spreker van dienst het over racisme hebben en uitleggen dat er destijds in Nederlands-Indië verschillende wetboeken werden gehanteerd: voor de witte en gemengde bevolking en voor de inlanders. Dat zij op hun eigen geboortegrond als enigen geen paspoort konden krijgen. Vervolgens zeg ik dat er nog zo’n land was: Zuid-Afrika en dat dit systeem apartheid werd genoemd. Het is de grootste elephant in the room. Het absolute taboe van die samenleving.
En hoe reagereren jouw bezoekers boven hun spekkoek?
Nou, dan is de boot aan. Zeker wanneer ik zeg dat Indische mensen, diegenen met gemengd bloed die in Nederlands-Indië halverwege stonden, een beladen verleden hebben. Zij trapten vaak naar beneden en likten naar boven. Het was aanschurken tegen witte Nederlanders, daar zat de macht, het geld, de baantjes. Hoe witter, hoe beter. Als je opgroeit met dat idee is dat de maat der dingen. Maar daar is nu met sommigen nauwelijks over te praten. Ze willen het er niet over hebben en dat doe ik wel. Dan zeg ik: ik zie u uw hoofd schudden en sissen en zeggen dat het niet waar is. Vervolgens vraag ik hen: is het niet waar naar uw idee? Of vindt u het vervelend om het erover te hebben? Typerend: de meesten zeggen dan niks meer.
Het bekende Indische zwijgen?
Ja. Maar ik had laatst ook een Indisch echtpaar dat na afloop van de lezing achter mij aan kwam, mij op de schouders klopte en zei: doen hoor, doorgaan met je verhalen.
Denk je weleens: dit zijn hoog- bejaarde mensen die zichzelf slachtoffer van de omstandig- heden voelden; moet ik die pijnlijke confrontatie aangaan?
Nee, dat toch weer niet. Tenzij iemand met een goed verhaal komt. Ik vind het eerder pijnlijk wanneer je na 70 jaar nog precies zo kijkt naar gebeurtenissen als kort daarna. Net als bij een scheiding. Dan hoop ik ook dat betrokken partijen na een aantal jaren milder en anders terugblikken op hun huwelijk, op zichzelf, op de partner. Minder rancuneus en rigide. Maar dat Indische Nederlanders, er kwamen er 300.000 naar ons land, hier anders werden ontvangen dan ze gedacht en verwacht hadden, staat als een paal boven water.
Lees verder in de VARAgids 7 vanaf bladzijde 8.
Meer over:
artikelenOntvang elke werkdag de beste kijktips met de Avondeditie-nieuwsbrief