Op1-presentator en oud-Amerika-correspondent Charles Groenhuijsen maakte meerdere financiële crises van dichtbij mee. ‘Paniek en wanhoop zijn bijna altijd onterecht gebleken.’
Je komt uit een keurig Fries katholiek gezin. Uit Joure. Laatst was ik er terug voor een lezing: kniehoog liep ik er door m’n eigen jeugd. Ik zat op een katholieke school, er was een katholieke gymvereniging en een katholieke padvinderij. Aan de katholieke kerk heb ik alleen maar goede herinneringen: ik ben misdienaar geweest en heb er zelfs nog even over gedacht om naar het seminarie te gaan.
Om priester te worden? Dat had voor mij iets heel fascinerends. Ik vond vooral de tradities span- nend en het leek me geweldig om ergens anders te gaan wonen. Ik kom uit een harmonieus gezin, dus ik hoefde niet per se weg, maar reizen trok me zeer. Uiteindelijk ben ik gewoon naar het gymnasium in Sneek gegaan en heb ik mij bekeerd tot de Friesefamkes. Die bevielen ook goed.
Daarna ging je geschiedenis in Utrecht studeren. Een studie die ik niet heb afgemaakt, omdat ik al snel bij het Utrechtse Universiteitsblad ging werken en later voor de Volkskrant. Gelukkig hoefde ik niet in dienst, want volgens de militaire psychiater had ik een autoriteitsprobleem en was ik een hopeloos geval, qua stabiliteit. Die indruk had ik bij mijn keuring ook wel zo’n beetje zelf gewekt, maar ik ben altijd een vrijbuiter geweest en erg op mezelf. En dat ben ik ook gebleven.
In de journalistiek maakte je razendsnel carrière. Na de Volkskrant ging je in 1983 naar de NOS, waar je al na drie jaar correspondent Amerika werd. Was dat een ambitie van je? Zeker, en het maakte mij niet zoveel uit in welk land. Bijna was ik voor de KRO correspondent in Rome geworden en heb ook nog bij de actualiteitenrubriekBrandpunt gesolliciteerd, maar ben uiteindelijk afgewezen op ‘mijn groeiende distantie tot de katholieke leefwereld’. De baan ging daarom naar Fons de Poel. Ik plaag hem daar nog wel eens mee. ‘Jij bent roomser dan ik, Fons. Je kunt beter jokken.’
En toen kwam Amerika vrij, want Haye Thomas vertrok naar Londen. Kwam je in Washington in een gespreid bedje? Die goeie ouwe Haye. ‘The Big Dutchman’ zoals buitenland- se collega’s hem noemden. Hij liet behalve veel vrienden en heel veel warmte, niet veel voor me achter. Haye was een indrukwekkend mens, even lief als chaotisch, maar organiseren was niet zijn kracht. Ik wilde meer samenwerken met Duitse, Franse, Zwitserse en Deense journalisten. We deelden cameraploegen en trokken gezamenlijk op. Ik kwam midden in de verkiezingscampagne in Amerika te wonen, echt in een hectische tijd.
Werd je zo’n spreekwoordelijke ‘boy on the bus’, een journalist in de campaign trail? Niet te vergelijken met de boys van The New York Times en The Washington Post, maar het was echt een feest om de campagne te volgen. Een Zwitserse collega en ik zorgden altijd dat we heel vroeg bij verkiezingsbijeenkomsten kwamen, mede om alle kandidaten te kunnen spreken. Ik maakte vaak de grap dat ik de Royal Dutch Television vertegenwoordigde, en daar waren kandidaten als Jesse Jackson en Michael Dukakis wel vatbaar voor. Het was de periode van Ronald Reagan, die Neder- landers altijd maar een heel domme man vonden. Daar hebben wij een talent voor: links is altijd heel slim, rechts heel dom.
En wás Reagan dat dan niet? Van alle presidenten die ik heb meegemaakt, was hij voor buitenlandse correspondenten verreweg de beste. Ik had een keer bij het Witte Huis aangegeven dat ik over aids wilde schrijven, waarop ik prompt werd gebeld of ik de week erop Reagan wilde komen interviewen. Dat was een gesprek van driekwartier, met vijf andere journalisten in The Oval Office. Natuurlijk was er een hoop gedoe omheen. Ik kreeg nog een foto van de president en mij, getekend met: ‘With best wishes, Ronald Reagan.’
Dat was in het aidstijdperk, inmiddels zijn we een pandemie verder, met een nieuwe president, die ook niet door iedere Nederlander wordt geroemd om zijn intelligentie. Heb je Donald Trump ooit ontmoet in de twee perioden dat je in Amerika zat? Nee, en nooit geprobeerd ook. Sinds 2006 was ik geen Washington-correspondent meer. Trump, destijds net aan het begin van zijn derde huwelijk, was gewoon nog een New Yorkse projectontwikkelaar met een heel grote mond.