Er was niets, helemaal niets. Ja, Al na een paar uitzendingen saaiheid was er. Ons tienertelevisielandschap was een Kale Vlakte der Verveling. Bassie en Adriaan die zich aan ons bleven opdringen en stichtelijke EO-kinderprogramma’s die we met de bamboestok als zelfgemaakte afstandsbediening wegdrukten. Zelfs de Stratenmakeropzeeshow – de aanrader van onze ouders – vonden we irritant. Ronflonflon van Wim T. Schippers op Hilversum 3, daar luisterde we naar. Maar televisie? Het was bikkelen, onze tienerjaren. Keihard bikkelen.
Tot die ene zondagochtend mijn (oudere) zus me wakker schudde en riep: kom naar beneden,
moet je zien! Villa Achterwerk, het kinderblok van de VPRO, was net begonnen. Max Laadvermogen, Purno de Purno, de Drie dikke dames, Achterwerk in de kast: het was er allemaal nog niet. Meneer Kaktus zou nog een jaar op zich laten wachten. We aten chips zonder flippo’s.
Mijn zus en ik, we waren uitgepunnikt. Onze monchichi’s lagen onderin de kledingkast en het bruine slaapkamerbehang was losgetrokken daar waar troetelbeerstickers opgeplakt hadden gezeten. Het was tijd voor het grote werk. Het echte leven. Een grotemensenleven dat kwam met Theo en Thea, het kinderprogramma van Arjan Ederveen en Tosca Niterink waarvoor mijn zus me die ochtend – en veel zondagochtenden erna – wakker riep. Het was 1985.
Twee plastic hazentanden hadden ze en brillen met dikke glazen, een huppeltje en rare stemmen, maar wat hen vooral onweerstaanbaar maakte was dat ze onderwerpen bespraken waar mijn zestienjarige zus en mijn twaalfjarige ik helemaal klaar voor waren. ‘Waar gaat het eigenlijk over, Thé?’
Het ging over seks, emancipatie (‘Hé man zie die peer’), over overgewicht, homoseksualiteit, dierenmishandeling, ongewenste intimiteiten, drugs.
Lees verder op blz. 10 van VARAgids 25.
Ontvang elke werkdag de beste kijktips met de Avondeditie-nieuwsbrief