Interview: Hannes Holm, regisseur A Man Called Ove
23-06-2016
• leestijd 3 minuten
In gesprek met de gelauwerde Zweedse regisseur Hannes Holm, die de Zweedse bestseller A Man Called Ove verfilmde. ‘Ik ben geen fan van de stijl van het boek.’
Nou, ik stond niet direct te juichen toen het boek me werd aangeboden om te verfilmen. Als ik 25 was geweest, had ik een gat in de lucht gesprongen. Toen wist ik nog niet dat het tricky business is, het verfilmen van bestsellers. Inmiddels wel, dus ik heb geen ja geroepen voordat ik het boek had onderworpen aan een close-reading.
Wat vond je van het boek?
Ik ben geen fan van de stijl van het boek. Een aardige vent, Frederik Backman, maar hij gebruikt naar mijn smaak veel te veel bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden. Maar als je daar doorheen kunt kijken, is het verhaal echt lezenswaardig en zeker ook geschikt filmmateriaal. Ik zag er mijn eigen ouders in, hun leven in de jaren 50, barbecuend op het Zweedse strand van de jaren 50 – en daarmee ook mijn eigen leven. We woonden in een zelfde soort omgeving als Ove – er zijn in de jaren 60 miljoenen van dit soort huizen gebouwd in Zweden, rijtjeshuizen, met hofjes, waardoor de gemeenschapszin werd gestimuleerd. Vroeger werden ze bewoond door de Zweedse middenklasse, inmiddels is het gemêleerder en wonen er ook veel buitenlandse gezinnen die een asielstatus hebben gekregen. Al met al voor mij interessant genoeg om er mee aan de slag te gaan.
Hoe zorg je dat een oude mopperende man interessant is om naar te kijken?
Dat was inderdaad een uitdaging. Het is een dunne scheidslijn, het moet niet te donker, maar ook niet te grappig zijn: voordat je het weet is iemand alleen maar lollig. En dan heb ik nog de handicap dat er in mijn oeuvre veel komische films zitten. Gelukkig speelt Rolf Lassgård de rol van Ove. Hij is in Zweden vooral bekend van zijn doorwrochte rollen, het is een van de serieuzere Zweedse acteurs, met vooral veel toneelervaring, denk Shakespeare en Brecht. Buiten Zweden is hij vooral bekend als de inspecteur die Wallander speelde.
Hij moet een man van 59 spelen, maar hij lijkt wel 95!
Ja, daar zeg je zoiets. In het boek was het hetzelfde! Ik heb het ook aan Backman gevraagd: weet je zeker dat hij 59 is. Ja, zei deze, ‘want ik wil niet dat je de idee hebt dat zijn problemen komen omdat hij oud is’.
Zijn problemen komen omdat zijn vrouw is overleden, de liefde van zijn leven. En nu wil hij zelf ook dood.
Ja. Zo begint de film, dat hij dood wil. Dat hij manieren zoekt om eruit te stappen. Maar steeds wordt zijn plan gedwarsboomd.
Door de buurvrouw, door een kat, een kindertekening, mensen in het dorp. De gemeenschap eigenlijk – als recept tegen eenzaam en alleen.
Ja, het is uiteindelijk een upbeat film, met een milde boodschap.
Met een ouderwetse (in goede zin van het woord) feel. Waarom vallen de Zweden daar zo voor?
Er zit een plezierige timing in en ik geloof dat ze mij in Zweden kennen als een regisseur waar je van op aan kunt. Maar ik denk niet dat als ik jonger was geweest en naar een producent was gestapt met het idee om een film te maken over een mopperende oude suïcidale man, ze gelijk hun chequeboek hadden getrokken.
A Man Called Ove draait vanaf 23 juni in de bioscoop