Logo VARAgids
Alles over tv, series, films en podcasts

Hulptroepen

11-10-2021
  •  
leestijd 3 minuten
  •  
289 keer bekeken
  •  
Marshall plan Prepr
Door Roger Abrahams

Wat betekende de na-oorlogse Marshallhulp voor onze oriëntatie op de VS?

Op de terrassen in de grote steden spreken Nederlandse klanten vaak Engels. Het is immers de taal die de bediening verstaat. Dat kun je behulpzaam, open en kosmopolitisch vinden van de terrasganger, of juist asociaal van de serveerster in kwestie, of ‘gemakzucht gepresenteerd als tolerantie’, zoals NRC-columnist Thijs Niemantsverdriet afgelopen zomer schreef: ‘Nergens voor nodig! Dat is het signaal dat we afgeven aan buitenlanders die onze taal willen leren.’ Hoe dan ook, Nederlanders houden ervan om in het Engels te communiceren. Met enig gevoel voor overdrijving zou je kunnen betogen dat alleen nog van kinderen en vluchtelingen een goede beheersing van het Nederlands wordt verlangd. Voor zichzelf maakt de volwassen landgenoot een andere keuze: op de universiteit, in de popmuziek, in de reclame en op zijn ledematen, waarop hij ‘Only God can judge me’ laat tatoeëren.

‘Het is absoluut zo dat de afgelopen 75 jaar een verengelsing heeft plaatsgevonden,’ zegt historicus James Kennedy. ‘Die heeft het Frans en Duits uitgedreven.’ Kennedy, een Amerikaan met een Nederlandse moeder, werkt als hoogleraar moderne Nederlandse geschiedenis aan de universiteit van Utrecht en leidde vorig jaar de herijking van ‘De canon van Nederland’. Ook hij ziet hoe cultuuruitingen in andere vreemde talen dan het Engels uit de Nederlandse samenleving zijn weggesijpeld. Spaanse en Italiaanse films, in de jaren 60 en 70 regelmatig in de bioscoop, vallen nu in de niche van het filmhuis. De Angelsaksische wereld, en dan met name in de Verenigde Staten, krijgt meer aandacht in de media. Het algemene enthousiasme voor de verkiezing van een nieuwe Amerikaanse president wordt vaak benoemd. ‘Na de Tweede Wereldoorlog is Nederland heel erg naar de VS gaan kijken,’ legt Kennedy uit. ‘Alleen Amerika bleef over als ijkpunt. Nederlanders raakten in de ban van Amerikaanse kunst, literatuur en muziek.’

In de periode voor de Tweede Wereldoorlog zag het plaatje er anders uit. Frankrijk was een grootmacht, Parijs de culturele hoofdstad van de wereld. Het opkomende Duitsland gold internationaal – zeker voordat Adolf Hitler rijkskanselier werd – op verschillende gebieden als gidsland. Ook hier. ‘In geen enkele periode in de twintigste eeuw stond de Nederlandse culturele en wetenschappelijke elite zo dicht bij de Duitse cultuur en wetenschap,’ zo valt te lezen in het eerder dit jaar verschenen werk Tussen utopie en crisis. Nederland in het interbellum 1918-1940 van Frits Boterman, emeritus-hoogleraar moderne Duitse geschiedenis. En dan had je vanzelfsprekend wereldmacht Groot-Brittannië nog.

De Verenigde Staten vormden een apart geval. Het land aan de overzijde van de Atlantische Oceaan had zich na de Eerste Wereldoorlog weer teruggetrokken in isolationisme, maar bleef de aandacht trekken. Zijn innovatieve economie (denk aan de lopende band van autofabrikant Henry Ford), de massamedia, Hollywood: ze konden rekenen op de fascinatie van Europa, en dus ook van de Nederlanders. Van onvoorwaardelijk respect was echter geen sprake. Nederlandse intellectuelen serveerden de Amerikaanse cultuur af als oppervlakkig en banaal. Historicus Johan Huizinga, aanvankelijk nog enthousiast, vond New York na een bezoek in 1926 ‘overdekt met wancultuur’. De naar Europa overwaaiende consumptiemaatschappij achtte hij een klein decennium later de oorzaak van een ‘verval der normen’ en een ‘daling van de kritische behoefte’. Menno ter Braak schreef in 1928 een essay met de titel Waarom ik Amerika afwijs.

En toch golden de VS twintig jaar later als een reference country, zoals Kennedy zegt. ‘Een land waarnaar je verwijst, een standaard, een maatstaf. Misschien wel tot op de dag van vandaag.’ Hoe kon dat gebeuren? ‘De oriëntatie van Nederland op de VS – de verschuiving van de Nederlandse blik naar Amerika als land waar “het” gebeurt en dat Nederland de toekomst wijst – is begonnen bij het Marshallplan.’

Europa, 1945. De Tweede Wereldoorlog was ten einde, het continent lag in puin. Er heerste honger en aan bijna alles was een tekort. De Europese landen kochten goederen in bij de ene grote winnaar van het conflict, de Verenigde Staten, maar verkochten op hun beurt maar weinig. Er dreigde een dollartekort, en daarmee hyperinflatie. De andere grote winnaar van de oorlog, de communistische Sovjetunie, probeerde in Oost-Europa zijn invloedssfeer uit te breiden. In juni 1947 hield George C. Marshall, de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, een rede aan de universiteit van Harvard waarin hij pleitte voor grootschalige dollarhulp aan Europa. Die viel niet los te zien van politiek. President Harry Truman had zich een paar maanden eerder uitgesproken voor het binnen de perken houden van het communisme – inderdaad, de beroemde Truman-doctrine.

Lees verder in VARAgids 42 vanaf bladzijde 30. 

Meer over:

artikelen
Delen:

Praat mee

Onze spelregels.

0/1500 Tekens
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.

Altijd op de hoogte blijven van het laatste nieuws?

Ontvang elke werkdag de beste kijktips met de Avondeditie-nieuwsbrief

BNNVARA LogoWij zijn voor