In februari werd bekend dat Golden Earring na zestig jaar definitief stopt. Oprichter/bassist Rinus Gerritsen blikt terug aan de hand van attributen uit zijn eigen archief.
1 Gitaar
Mijn vader was metaalbewerker. Hij was ontzettend handig. Wat hij zag, kon hij maken. Zo heeft hij begin jaren 60 mijn eerste gitaar gemaakt. We vergaapten ons in die tijd nog aan andere bandjes die het in onze ogen al gemaakt hadden, zoals The Jumping Jewels. Hun gitarist speelde op een zelfgemaakt instrument met een bijzondere body, met van die scherp uitlopende punten. Ik vond dat er te gek uitzien. Ze hadden al snel veel succes, dus kochten ze echte merkgitaren, van Höfner en Fender. Deze gitaar ging zwerven en kwam uiteindelijk bij een vriendje in de buurt terecht. Toen ik hem een keer geleend had, heb ik een stuk papier gepakt en het model overgetrokken. Mijn vader is daar toen mee aan de slag gegaan, met de overgave die hem eigen was. Hij heeft zelfs de metalen onderdelen gemaakt. Ik heb erop gespeeld tot bleek dat we geen bassist konden vinden en ik dat dus zelf ben gaan doen. Mijn vader heeft ook mijn eerste bas gebouwd. Hetzelfde model, alleen alles net wat groter. De gitaar is toen naar George Kooymans gegaan, daarna heeft Peter de Ronde er nog een tijdje op gespeeld. Ik heb die betrokkenheid van mijn vader altijd enorm gewaardeerd. Mijn fascinatie voor techniek heb ik duidelijk van hem geërfd.
2 Terletstraat
Ik ben opgegroeid in de Terletstraat in Den Haag. Op dit visitekaartje staat het adres van Fred van der Hilst, onze eerste drummer. Wij woonden in het portiek, schuin erboven. Zijn vader had in hun voorkamer een enorm modelspoor uitgestald, maar dat moest wijken toen wij er gingen repeteren. Dit kaartje hing achter het raam, samen met een foto van de band. Vlak voor onze deur was namelijk een bushalte en dit was onze manier om reclame te maken. De mensen hoorden natuurlijk regelmatig muziek achter de ramen en konden dan meteen zien wie we waren. Zo zijn we ook aan onze eerste zanger gekomen, Frans Krassenburg. Hij stapte uit, hoorde ons spelen en heeft gewoon aangebeld. ‘Ik ben zanger, zoeken jullie toevallig nog iemand?’ Tot die tijd waren we nog een instrumentale band, in de stijl van The Shadows.’
3 Danelectro
Onze producer en latere manager Freddy Haayen werkte destijds bij Polydor. Het was ook het label waar The Who onder contract stond. In 1965 haalde hij hen naar Nederland voor een tv-optreden. I can’t explain was toen al een hit geweest. My generation moest nog uitkomen. De opnamen werden gemaakt in een kelder van het Bellevue in het centrum van Amsterdam. De band zat in een hotel in Delft, waar wij ze nog opgehaald hebben. Eenmaal in de studio trokken ze T-shirts aan met van die verkeersborden op de voorkant. Ze wurmden ze zich in strakke broekjes, waarbij ze dan ook nog een handdoek in het kruis propten. We wisten niet wat we zagen. Hier was het ook dat ik voor het eerst My generation hoorde, met die bas-solo. Het maakte een verpletterende indruk op ons. Een dag later al probeerde onze zanger Frans Krassenburg net zulke danspasjes te maken als Roger Daltrey. Jaap Eggermont ging net als Keith Moon z’n drumstel te lijf. Ik werd vooral weggeblazen door het bas-geluid van John Entwistle. Hij speelde op een Danelectro. Niet veel later waren we in Londen voor de opnamen van onze single That day. Daar heb ik er ook een gekocht. Een goedkope bas met een heel apart uiterlijk en een heel eigen sound. Het is nog altijd een van mijn favoriete bassen.
4 Not to find
De sessie voor de eerste single verliep zo vlot dat er tijd over-schoot om nog een paar liedjes op te nemen. Een daarvan was Not to find, waarvan ik de tekst had geschreven. Het werd de B-kant van onze tweede single Lonely every day. Het plaatje was al geperst, toen we erachter kwamen dat de titel grammat-caal fout was. Het had Not to be found moeten zijn. We hebben hemel en aarde moeten bewegen om ’m terug te trekken. Ons werd ook beloofd dat alle exemplaren vernietigd zouden worden, maar ze duiken nog regelmatig op. Het zou mij niet zou verbazen als een deel toch gewoon in de verkoop is gegaan.
5 Dong-dong-di-ki-di-gi-dong
Een guilty pleasure. George schreef het aanvankelijk voor Henk Smitskamp. Hij was lang bassist geweest bij The Motions. Dat waren onze grote concurrenten in de Haagse scene. Ze waren een jaar of drie ouder dan wij, wat ze in onze ogen stokoud maakte. Omdat ze meer ervaring dan wij hadden, waren ze wel veel beter. Alleen waren wij weer populairder. In 1967 zetten ze Smitskamp uit de band omdat ze een betere bassist konden vinden. Freddy Haayen kwam toen met het idee om een liedje voor Henk te schrijven, waarmee hij een hit zou scoren. Allemaal natuurlijk om The Motions een hak te zetten. Het moest daarom een commercieel deuntje worden. George schreef het, waarbij de Latin-achtige invloed weer van Freddy afkomstig was. Hij was opgegroeid op Curaçao. Toen het klaar was, vond hij het te goed om weg te geven. We hebben het dus zelf maar opgenomen. Later werden we er nog wel eens op aangesproken.
Lees verder in VARAgids 45 vanaf bladzijde 26.
Meer over:
artikelenOntvang elke werkdag de beste kijktips met de Avondeditie-nieuwsbrief