De makers van
Stranger Things zijn net niet té ver gegaan (l
ees de recensie ) maar voor wie de jaren 80 popcultureel heeft meegemaakt of er veel vanaf weet, is de serie een orgie van herkenning. Alles schreeuwt Steven Spielberg & Stephen King (kijk op Netflix naar respectievelijk
Close Encounters of the Third Kind en
Stand by Me om dat te checken) maar die twee respectabele mannen (ze zijn allebei bijna zeventig inmiddels) waren in hun gloriedagen in het holst van de jaren 80 ook onverbeterlijke nostalgici. Niet toevallig misschien: het tijdperk waarop
Stranger Things zo liefhebbend terugblikt, was een economische en geo-politieke nachtmerrie waar we destijds niet al te gelukkig mee waren. Escapisme was, net als nu, van harte welkom. Nu hebben we een hele serie financiële crises plus IS en de Russen, toen hadden we ook een financiële crisis ('No Future') plus de Sovjetinie. Dus grepen Spielberg, King, George Lucas en andere iconen van de eighties destijds sentimenteel terug op hun kindertijd.
Close Encounters ,
Star Wars en
Indiana Jones zijn diep nostalgische odes aan de bioscoopfilms en serials uit de jaren 40 en 50 die Spielberg & Co in hun jeugd zagen.
Stranger Things is in zekere zin dus opgewarmde, gerecyclede nostalgie. Smakelijk, dat wel, maar zulke nostalgische nostalgie gaat een beetje ver misschien. Ook in de kleinste details in
Stranger Things schuilt meta-nostalgie. Die poster van Blondie in de kamer van Nancy? Het is de hoes van het album
Autoamerican dat de band in 1980 uitbracht. Dat is, zoals te horen op Spotify, een nostalgische ode aan verschillende muziekgenres die destijds ook al verleden tijd waren. Ook meta-nostalgie dus. Wen er maar aan:
Gilmore Girls ,
McGyver ,
Westworld : de nostalgie-machine draait de komende jaren op volle toeren. Net als vroeger.