Maandagochtend, kwart over negen. Een mail van de hoofdredacteur: ‘Ik ben bezig met de cover. Klopt deze omschrijving van Fame? ‘Herinneringen aan een (nog steeds) zéér moderne film’.
Op het moment dat zijn vraag binnenkwam, probeerde ik net op adem te komen: ik had voor het eerst in heel lange tijd geluisterd naar de soundtrack van Fame – ik was 10 toen de film uitkwam en 13 bij de serie, mijn ‘formative years’ dus. Mijn middelbareschooltijd stond in het teken van Fame. Vriendin H, die tegenwoordig een make-up imperium bestiert, wilde voortaan Leroy genoemd worden, naar de Afro-Amerikaanse cool kid die een van de belangrijke rollen in de ensemble cast speelt – ze oefende hele dagen de split-sprong. Vriendin M wilde ook graag Leroy zijn, maar kon minder goed dansen, wel goed zingen, zij speelde dus Coco in onze re-enactments. Ik geloof dat ik Doris moest zijn, het joodse meisje dat niet echt een uitgesproken talent had – daarover straks misschien meer (maar misschien ook niet). Met terugwerkende kracht – we spreken begin jaren 80 – was het eigenlijk opmerkelijk dat mijn beide vriendinnen zonder aarzeling zwart wilden zijn.
Dat allemaal passeerde de revue toen ik de titelsong van Fame luisterde. Maar er gebeurde nog iets anders: het was alsof de muziek zich had verstopt in de cellen en vezels van mijn lichaam, zich daar slapende had gehouden. ‘The body keeps the score’ bij trauma’s, zoals psychiater Bessel van de Kolk het zo helder beschrijft in zijn gelijknamige boek, blijkbaar doet het dat ook met goede herinneringen. De muziek kroop op zoals een orgasme dat kan, met een kleine trilling in het linker- been dat al snel niet meer tegen te houden was en zo danste ik, maandagochtend rond de klok van negen, door de kamer alsof mijn leven ervan afhing. Mijn armen, mijn benen, mijn hoofd: alles deed mee. Ook herinnerde ik me elke zin van de tekst. ‘I’m gonna live forever. I’m gonna learn how to fly (High)’. Ik deed zelfs de split-sprong – geen aanrader wanneer je de vijftig bent gepasseerd.
Toen het nummer voorbij was en ik uit stond te puffen, kwam dus die mail binnen en las ik de vermeende covertekst, ‘herinneringen aan een (nog steeds) moderne film’ en ik dacht: nee, dat klopt niet.
Er is veel geschreven over Fame, waaronder een geweldig stuk van de Britse regisseur Alan Parker zelf, waarin hij vertelt over de totstandkoming. Het stuk van 7500 woorden leest als een verhaal over Kuifje in Amerika. Het was Parkers eerste film op Amerikaanse bodem. Twee jaar daarvoor had hij opzien gebaard met Midnight express (1978), een film over een jonge Amerikaan die in een Turkse gevangenis terecht komt nadat hij hasj probeert te smokkelen. Vanaf dat moment waren Amerikaanse producenten geïnteresseerd in hem en kreeg hij allerhande scripts toegestuurd, waaronder dus dat van Fame, dat toen nog de werktitel Hot lunch had. Het scenario ging over The New York School
Lees verder in VARAgids 14 vanaf bladzijde 36.
Meer over:
artikelenOntvang elke werkdag de beste kijktips met de Avondeditie-nieuwsbrief