In de boekverfilming Dorst weet regisseur Saskia Diesing het beste uit haar hoofdpersonen te halen. En Simone Kleinsma is een revelatie.
Net als Dorst, de roman van Esther Gerritsen uit 2012 begint de gelijknamige film van Saskia Diesing met Coco en haar moeder die elkaar toevallig treffen. Al is de uitwerking in de film anders; lichtvoetiger en zachter vooral. In het boek speelt de ontmoeting zich af op de Overtoom in Amsterdam. Het regent, er is een dubbel tramspoor in het spel, twee fietspaden, twee rijbanen. Moeder staat aan de ene kant, haar dochter aan de andere. Ze hebben, schrijft Gerritsen, elkaar al lang niet meer gezien. En weten allebei niet zeker of ze elkaar wel willen zien.
In Diesings film schijnt de zon. Aan een brug hangen bakken met vrolijk gekleurde bloemen en als de twee elkaar in het vizier krijgen, zit Coco (Elise van ’t Laar) tamelijk ontspannen op de rand van een vijver in een oranje zomerjurkje met bijpassende jas. ‘Mijn dochter, Coco. Ik weet nooit wat ik tegen haar moet zeggen?’ zegt de moeder, Elisabeth, gespeeld door Simone Kleinsma, in de camera. Zowel in het boek als in de film is direct duidelijk dat moeder en dochter van elkaar zijn vervreemd, maar in het boek is die vervreemding eenzamer, zijn ze, mede door die fysieke afstand van de Overtoom, twee eilanden, met rijbanen, fietspaden en een tramspoor als passende metafoor.
Hoe dat zo gekomen is? Elisabeth is niet het type oermoeder. Ze is sowieso een beetje vreemd. Ze houdt van haar werk, in een lijstenmakerij. Maar ze hield vooral van haar man (Stefan de Walle). En die liep weg, voor een ander. Gedurende de tijd dat de jonge Coco bij haar was, en dat was niet vaak, zag ze het kind als ballast. Ze sloot haar zelfs op in haar kamer, zo klein als ze was. In de film is dat mooi verbeeld. De moeder die nauwgezet spulletjes neerzet: rijstwafels, limonade, de knuffels rangschikt rond een tafeltje. Om dan weg te gaan, waarschijnlijk naar haar werk en de deur van de kamer van haar dochter op slot draait.
Maar nu heeft Elisabeth kanker. Als ze het haar dochter vertelt bij de brug begint het verhaal. Coco besluit al snel om bij haar moeder in te trekken en voor haar te zorgen, al zit haar moeder daar niet op te wachten. Oude patronen spelen al snel op. Coco die nu een jaar of 23 is, halfslachtig studeert, een twee keer zo oude vriend heeft (Leopold Witte), ver-toont nog steeds (of misschien pas nu) het gedrag van een puber. Het levert mooie scènes op: moeder in bed beneden, Coco die op haar oude meisjeskamer met een stuiterbal in de weer is. Doet ze het expres, om haar moeder te tergen, of is ze zich er niet van bewust, een kind in een groot lichaam, niet overlopend van empathie? Zoals niemand in het gezin eigenlijk, behalve misschien de tweede vrouw (Margôt Ros) van haar vader, door wie Coco grotendeels lijkt te zijn opgevoed.
Net als in Diesings fraaie speelfilmdebuut, het semi-autobiografische Nena (2014), een coming of age-verhaal over een autonoom 14-jarig meisje (Abbey Hoes) dat worstelt met haar zieke vader die een doodswens heeft, maar die tegelijkertijd ook met volle teugen geniet van het leven (ook dat scenario schreef ze samen met Gerritsen) weet de regisseur het beste uit haar hoofdpersoon te halen. Elise van ’t Laar acteert met een bijna ouderwetse losheid en lichamelijkheid. Ze lijkt compleet at ease met haar lichaam, iets wat trouwens in het boek veel minder evident is. Daarin is Coco een vat vol neuroses, hier is ze meer ‘lekker gek’. Maar dat boek en film zo anders zijn, maakt juist dat de film heel eigen is geworden. Diesing heeft een prettige beeldtaal, die zijn oorsprong duidelijk in de jaren 80 heeft. Wel maakt Diesing in Dorst een paar keuzes die niet helemaal lekker aanvoelen. Zo laat ze Elisabeth tegen de camera praten. Op zich een mooi stijlmiddel, het doorbreken van de vierde wand, mits het consequent zou zijn doorgevoerd en past in het verhaal. Hier blijft het te veel een maniertje en is het vaak een toelichting op wat je toch al ziet en hoort (er wordt al geshowd, dus waarom het nog een keer vertellen?) Kleinsma in de rol van Elisabeth is trouwens een revelatie. Ze speelt de rol van eenzame vrouw die stervende is en allerlei gekleurde herinneringen heeft met verve.
Diesing laat met haar tweede film wederom zien dat ze oog heeft voor schoonheid: in de verzorgdheid van de kleding, de keuzes van locaties (het is een jaloersmakend mooi huis waarin Elisabeth woont), de gebruikte props (zoals de vintage Fisher Price Karaoke Machine). Ook de samenwerking Diesing & Gerritsen is een vruchtbare en staat voor een nostalgische vrouwelijke blik met over het realisme een magische tintje.