Hollywood heeft het horrorgenre dood laten bloeden. Als horrorfan kun je je het best tot Australië of Nieuw-Zeeland wenden.
Televisiewetenschapper Jason Mitell beschrijft ons als publiek als ‘hypercompetent.’ We consumeren zoveel visuele media dat we onze verwachtingen niet alleen laten leiden door onze kennis van genres, maar ook door de manier waarop we begrijpen dat tv en film gemaakt wordt. We voelen ons het meest verzadigd door populaire cultuur wanneer we niet vooraf kunnen calculeren hoe een verhaal zich gaat afspelen. Wat is wat dat betreft het meest noodlijdende genre? Horror.
Wanneer je een film als The Shining kijkt, is soms lastig voor te stellen dat dit ooit onder de noemer horror is geplaatst. Als publiek verwacht je inmiddels bloed, slecht acteerwerk en vooral veel jump scares. The Shining daarentegen cultiveert vooral een naargeestige sfeer. Die voorzichtig opgebouwde onheilsspelling lijkt in veel van de Amerikaanse horror geen plek meer te hebben. Het horrorgenre is enorm afgebakend en uitgekauwd.
Nederland lijkt achter de grote jongens in Hollywood aan te lopen. Goedbedoelde pogingen als Sneekweek , SINT en Sl8n8 recyclet vooral tropen die al jaren gewillige bioscoopbezoekers op voorspelbare wijze geld uit de zakken kloppen. Sneekweek probeerde met conventies te spelen, maar kwam toch niet echt uit op een genreoverstijgend eindresultaat. Redding lijkt, wat betreft het horrorgenre, de laatste jaren uit een nogal ongebruikelijke hoek te komen: Australië en Nieuw-Zeeland brengen innovatief en stijldoorberekend griezelwerk uit. [blendlebutton]
Horror kent een aantal vaste stijlfiguren die, hoe innovatief ook, elke filmmaker lijkt te moeten eren. Gore is er een van: het idee dat we bloederigheid en ranzigheid mogen vieren in een film. Vaak verkijken regisseurs zich op de welwillendheid van kijkers om het verhaal op te offeren voor wat emmers bloed. De Saw- reeks is een mooi voorbeeld: de eerste film was (het slechte acteerwerk daargelaten) uitermate boeiend. De delen er na werden als ‘martelporno’ betiteld. Zelfspot was nergens te vinden. Wat geeft Oceanië ons als innovatie? Deathgasm. Denk aan de visuele komedie van Edgar Wright ( Hot Fuzz , Scott Pilgrim vs. the World ) gemixt met death metal en Evil Dead.
Het slasher genre is lastig te innoveren. De jaren 90 kende zoveel van deze films dat we er als publiek alle mogelijke trucjes wel kennen. Er is een moordenaar die, vaak gemotiveerd door wraak, op zoek gaat naar slachtoffers – vaak uit een specifieke groep vrienden. Deze worden op rituele wijze vermoord totdat het laatste meisje over is, de final girl.De final girl spreekt met de moordenaar over zijn motieven totdat zij toch overwint. Daarna blijkt de moordenaar toch nog niet echt dood te zijn. Wolf Creek uit 2005 doet haar best om al deze clichés te vermijden. Toegegeven, de tweede en derde Wolf Creek zijn hopeloos Hollywoodesque en het ‘based on true events’ is meestal geen goede voorbode. De TV-serie weet wat van de vieze smaak van die vervolgen weg te spoelen. De eerste Wolf Creek was gelukkig perfect in staat de kijker te verrassen. Juist door op gezette momenten onze verwachtingen tegen ons te gebruiken.
Het insluipergenre is verwant aan de slasher. Er zitten wel nuanceverschillen in. Films als The Strangers en You’re Next zijn bijna volledig inwisselbaar, zo erg lijken ze op elkaar. Kinderlijk angstige maskers, check. Stalken vanuit de boomgrens, check. Last minute overwinning, check. Het Nieuw-Zeelandse Housebound is iets compleet anders. In beginsel voelt de hoofdpersoon zich, net als bij de Amerikaanse variant, bekeken. Maar de werkelijke bedoeling van de film is soms lastig vast te stellen. Is het een komedie? Een horror? Bovennatuurlijk? Of juist niet? Is het een verhaal over een moeder en dochter die zo vervreemd zijn van elkaar dat alleen het waanzinnige ze weer bij elkaar kan brengen? Ja. Op al deze vragen kan er volmondig met ja geantwoord worden.
De slowburn horror lijkt vaak de meest integere vorm van bangmakerij – ooit perfect uitgevoerd in The Shining. Als kijker word je langzaam naar een onvermijdelijke climax geleid. In deze films gaat het juist om de sfeer en het onbehagelijke gevoel dat je in je stoel klemt. Dat blijkt soms lastig te balanceren. Als je aan het eind van de film niet aflevert waarnaar je hebt opgebouwd voel je je als kijker genept. De Australische regisseur Jennifer Kent heeft in die zin een absoluut meesterwerk neergezet met The Babadook. Kent vertelt het verhaal van een alleenstaande moeder die langzaam in waanzin verdwijnt. Er zit een monster in, maar of dit nou echt is of dat dit in de fantasie van de hoofdpersoon plaatsvind is moeilijk vast te stellen. Uiteindelijk zou je de hele film het best kunnen zien als een analogie van depressie. Veel horror besteedt weinig aandacht aan de esthetiek van een scène maar het blauw grijze palet van The Babadook voegt onnoemelijk veel toe aan de kille sfeer die Kent wil overbrengen.
Hoe komt het nou dat films uit deze twee landen zo extreem verschillen van de films die goed presteren in Amerika?
In de regel betekent indie film onafhankelijke film. Maar onafhankelijk van wat? Doorgaans duidt een dergelijke behandeling op het maken van films los van greep van Hollywood. In Amerika betekent dit iets anders dan in Australië en Nieuw-Zeeland. Al zou je kunnen vaststellen dat films die door productiehuizen in de laatst genoemde landen zijn gemaakt per definitie indie zijn. En dat geeft de makers heel wat vrijheden. In Amerika komt er vanuit de onafhankelijke filmcultuur ook een boel goede horror uit, die weten echter niet op de Australische en Nieuw-Zeelandse schaal publiek te vinden.
In zekere zin zou je het Nieuw-Zeelandse en Australische filmlandschap kunnen zien als een kritiek van Hollywood. Wellicht niet in directe zin, maar om een tegendraadse horror te maken moet er natuurlijk wel iets zijn om zich van af te kunnen zetten. Uiteraard probeert Hollywood het talent van ‘down under’ bij zich te voegen. Het feit dat Jennifer Kent hiervoor paste is tekenend voor de waarden waar de filmcultuur in Australië voor lijkt te staan. Deze films, als antithese van het vercommercialiseerde horrorgenre in Amerika, schitteren in hun eigenaardigheid en onafhankelijkheid. Een kleine greep uit meer moois dat hier boven nog niet aan bod kwam: The Loved Ones, Snowtown, Wyrmwood en het uiterst geestige What We Do in the Shadows.
Vooralsnog lijkt het of we als kijker blindelings kunnen vertrouwen op de horror die Australië en Nieuw-Zeeland voortbrengt. Als ik thuis op de bank zit en twijfel over mijn filmkeuze, tik ik in ieder geval automatisch 'australian+new zealand+horror' in de zoekmachine in.