Waar blijven de originele scenario’s? Waar blijven de verhalen van de straat?
Het valt me op dat streamingdiensten almaar coming-of-age-titels lanceren die zijn gebaseerd op succesvolle boeken. Zo ging bij Netflix afgelopen week Hello, Goodbye and Everything in Between (foto onder), een adaptatie van de gelijknamige roman, in première. Het is de zoveelste boekverfilming - zie ook To All the Boys I've Loved Before (2018), van dezelfde filmproducenten - waarin twee tieners de liefde aan elkaar verklaren. Begrijp me niet verkeerd: deze films zijn niet per definitie abominabel en Hello, Goodbye and Everything in Between doet uitstekend zijn best om de kijker niet te minachten. Ik vraag me alleen af wat de ‘executives’ bij streamingdiensten doen met originele scenario’s.
Kortom, waar blijven de verhalen die exclusief zijn gemaakt voor het witte doek? Of voor in de donkere woonkamer? Ik moest hieraan denken omdat ik onlangs Qu’est-ce que le cinéma (1958) van filmtheoreticus André Bazin herlas. Hierin betoogt de Fransman dat het helemaal niet onverstandig is als scenaristen boekverfilmingen links laten liggen en oorspronkelijke verhalen bedenken die zich vooral in visuele zin lenen voor onvervalste cinema. Bazin heeft niet per se een aversie tegen de boekverfilming. Maar waarom toch altijd weer refereren aan een ander medium? Hij wilde dat film werd beschouwd als een op zichzelf staande kunst.
Ik ben het daar goeddeels mee eens. Sowieso: waarom verfilmen streamingdiensten alleen de boeken die goed verkopen? Misschien een stomme, potsierlijke vraag. Want dat doen ze natuurlijk omdat ze al hebben gezien dat het boek resoneert bij een jong publiek. Kortom, geld speelt een ontzaglijke rol – duh. Maar hierdoor krijg je wel eenheidsworst, want laten we wel wezen: al die boeken lijken op elkaar. We hebben hier niet te maken met literaire genieën, enfants terribles of onmiskenbare provocateurs. Veel coming-of-age-boeken zijn nu eenmaal niet gemaakt om de jonge lezer aan het denken te zetten. Dat is een gemiste kans.
Misschien verwacht ik echter te veel van streamingdiensten. Ik hoop natuurlijk op rauwe, vuige, oprechte en tergende coming-of-age-titels. Origineel werk. Met een hart. Waarachtig. Dat doet me denken aan Tony Sirico, die ons afgelopen weekend ontviel. De rouwdouwer die Paulie Walnuts speelde in The Sopranos. Hij was the real deal. Een badass motherfucker. Hij was niet een destillaat, of een versie van, of een verfilming. Hij speelde zichzelf. In zijn personage zag je het weerbarstige milieu in New York waarin hij opgroeide. Niks was, in zekere zin, gespeeld. Zijn zinrijke handgebaren gebruikte hij ook in het dagelijkse leven.
David Chase, de showrunner van The Sopranos , plukte Sirico niet zomaar van straat. De Italiaanse Amerikaan acteerde al in Goodfellas (1990). Maar Chase realiseerde zich al te goed dat origineel materiaal – en dat geldt óók voor de acteurs – een drama een realistische lading kan geven. Paulie Walnuts is hartverscheurend en bijzonder komisch. Een tragisch figuur geworteld in een bittere realiteit – de beste man had onder meer banden met de maffia. Walnuts is niet afkomstig uit de koker van een romancier, maar afkomstig uit de straten van Brooklyn. Wie keek en kijkt naar Sirico ziet geen gedramatiseerd personage maar een mens.
Sirico is het toonbeeld dat films en televisieseries helemaal geen boeken nodig hebben. Bazin schreef het al en Paulie Walnuts belichaamde het.
Onze nieuwsbrief ontvangen? Iedere vrijdag de nieuwste series en films in je inbox! Meld je hier aan.