Niet ver van de Iraakse hoofdstad Bagdad ligt het stadje Ctesiphon, in de 6de eeuw de grootste stad van de wereld. In oude geschriften wordt de stad beschreven, ook in een van de verhalen van Duizend-en-een-nacht komt de stad terug maar dan onderen een andere naam. Tegen het kleine centrum aan staat een gigantische ruïne wat ooit een groots paleis was. De imposante boog leidde naar binnen. De zon gaat langzaam onder en ik waan me even in oude tijden. Niet veel later staat een vrouw met een grote glimlach naar me te zwaaien. Ze heeft een geel gewaad aan en loopt naar me toe. Ze blijkt schrijfster en dichteres, helpt drop-outs in Bagdad. En reist naar de verre uithoeken van Irak op zoek naar mooie, ontroerende, grappige en meeslepende verhalen. Ze vertelt over de vele bijzondere ontmoetingen die ze had. Ik luister aandachtig maar wil weten wie Samarkand – zo heet ze – is? Na lichte aarzeling vertelt ze haar verhaal en dat is nog meeslepender dan de verhalen die ze vertelde. Haar vader was een bekende chemicus in Irak en werd door Saddam Hoessein doodgemarteld omdat hij weigerde mee te werken aan de productie van chemische wapens. Samarkand werd ook opgepakt en is langdurig gemarteld in de gevangenis. Na de dood van haar vader werd ze door haar familie gedwongen uitgehuwelijkt en moest gesluierd door het leven. Van die man en de sluier heeft ze vier jaren geleden afscheid genomen en daarna heeft ze in korte tijd twee keer kanker gekregen. ‘Ik denk dat ik ben genezen,’ zegt ze met een glimlach en een luchtigheid die mij laat verstommen. En dan voegt ze er ook nog aan toe: ‘Er zijn mensen die ergere dingen hebben meegemaakt.’ Zelden iemand meegemaakt die na zoveel tegenslagen nog zo vol leven en liefde is: ‘De mensen die mij hebben gemarteld heb ik allang vergeven. Ze maken geen deel meer uit van mijn leven.’
Meer Sinan Can? Lees iedere week zijn column in de VARAgids!
Ontvang elke werkdag de beste kijktips met de Avondeditie-nieuwsbrief