Het eerste dat ik in mijn koffer stop als ik op reis ga, is een boek van Rumi. Mijn eeuwige reisgenoot gaat altijd mee, tot in het einde der dagen. Jalal ad-Din Rumi was een 13de -eeuwse soefimysticus, schrijver en dichter die geboren werd in wat nu het noorden van Afghanistan is. Samen met zijn familie vluchtte hij voor de oprukkende Mongolen in Centraal-Azië en via allerlei omwegen in het Midden-Oosten belandde hij in Konya wat nu in het huidige Turkije ligt. Rumi vestigde zich met zijn familie in deze stad en ontmoette er zijn grote inspirator en soulmate Shams, die hij op heel dramatische wijze heeft verloren. De boeken van Rumi gaan over de liefde voor de schepper, de mensheid, eigenlijk over alles waar leven en liefde in zit. Maar ze gaan ook over afscheid en verlies.
Toen in mei 2006 mijn neef Murat overleed, was ik op zoek naar troost. De leegte die een dierbare achterlaat, is immens en soms moeilijk te dragen. Troost vond ik in de liefdevolle teksten van Rumi. En nog steeds vormen zijn woorden een remedie voor het verdriet dat me van tijd tot tijd overmant.
Tijdens al de reizen die ik heb gemaakt, was Rumi zoals gezegd mijn reisgenoot. Hij is een soort talisman geworden. Hij geeft me het gevoel alsof hij me beschermt tegen alle ellende en leed waar ik op mijn reizen mee geconfronteerd word: gebroken zielen die ik ontmoet en telkens moet achtergelaten.
Ik wil ooit een documentaireserie maken over Rumi. Een aantal jaren geleden ben ik al bij zijn geboortehuis geweest in Afghanistan. En ook zijn laatste rustplaats in Turkije heb ik meerdere keren bezocht. Wat ik zó mooi vind: toen Rumi overleed, hebben moslims, joden en christenen hem naar het graf gedragen. Tezamen, bijna 750 jaar geleden. ‘Als ik sterf, zoek me niet op grafstenen of in de aarde maar in de harten van mensen’, zei Rumi. Als ik ooit sterf, dan hoop ik dat mensen dat ook bij mij doen.
Meer Sinan Can? Lees iedere week zijn column in de VARAgids!
Ontvang elke werkdag de beste kijktips met de Avondeditie-nieuwsbrief