
Onlangs liep ik heel vroeg in de ochtend op een regenachtige dag in de wijk Sirkeci rond, dat zich in de historische Gouden Hoorn van Istanbul bevindt. Niets is rustgevender dan een vroege wandeling door het hectische en chaotische Istanbul. Ik liep langs de Bosporus naar het oude station waar de Oriënt Express, de legendarische trein, ooit aankwam. Een deel van het stationsgebouw is nog intact. Het is een mooi bakstenen gebouw, een mix van Ottomaanse architectuur en art deco. Voor het stationsgebouw ligt een klein park en daar tref ik een man met een grote paraplu. Op die manier probeert hij zijn handelswaar, handgemaakte kralen armbanden, droog te houden.
Hij glimlacht naar me, zegt in gebroken Turks goedemorgen en vraagt hoe het met me gaat? Aan zijn accent hoor ik dat het een Syriër is en ik geef in het Arabische antwoord op zijn vraag. Hij heet Kamal, komt uit de stad Hama, is gevlucht voor de burgeroorlog in Syrië en woont al vijf jaar in Turkije. Hij probeert net als vele Syriërs te overleven en geld te verdienen om zijn gezin te onderhouden. Zijn twee kinderen, twee tieners, werken in de textielindustrie, zijn vrouw zit in de schoonmaak en toch komen ze niet helemaal rond. De huur van hun appartementje en het leven in Istanbul is duur geworden de laatste tijd. Niet veel later zie ik dat verderop een politiebusje stopt en Kamal ziet dat ook. Hij klapt zijn paraplu dicht, grijpt zijn spullen bij elkaar en begint te rennen. Het zijn toezichthouders die de laatste jaren best streng naar straatverkopers in de stad zijn. Als ik mezelf omdraai is Kamal al verdwenen met zijn kralen. De mannen blijven in de auto zitten, ze hebben geen zin om in deze regen achter Kamal aan te rennen. Kamal zal zijn waar nu waarschijnlijk op een andere plek in de stad proberen te verkopen. Hopelijk houdt hij vandaag voldoende over om wat te eten mee naar huis te brengen.
Meer Sinan Can? Lees iedere week zijn column in de VARAgids!
Ontvang elke werkdag de beste kijktips met de Avondeditie-nieuwsbrief