Ik schatte hem een jaar of negen à tien en hij zat onder een dikke laag wit stof. Hij huilde. De tranen die over zijn wangen rolden, lieten een spoor na op zijn gezicht. Hij praatte zachtjes, het was meer fluisteren. Amir, zo heette het Irakese mannetje, was net in handen gevallen van Koerdische strijders in Irak. Hij huilde niet omdat hij bang was voor de Koerden, maar omdat zijn bom-gordel niet was afgegaan en hij tot het besef was gekomen dat hij geluk had gehad. Het gruwelijke IS trainde jonge kinderen voor het martelaarschap, indoctrineerde ze, maar dwong ze vooral om dingen te dóen. In trainingskampen schoten IS’ers met losse flodders op deze kinderen met het idee: kijk, de kogels raken jullie niet omdat Allah van jullie houdt. Als jullie jezelf opblazen dan gaat alleen de vijand dood en komen jullie er zonder een schram van af. Dus niet bang zijn voor de bomgordels die jullie moeten dragen.
Zo verging het deze Amir dus ook. Hij droeg een bomgordel die IS’ers van een afstandje tot ontploffing zouden brengen, maar hij had geluk want de actie mislukte. IS heeft in de periode dat ze het zogenoemde kalifaat verdedigde veelvuldig gebruik gemaakt van de tactiek om kinderen bomgordels om te doen en richting ‘de vijand’ te sturen. Waar Amir vandaan komt in Irak en waar zijn ouders waren, was niet duidelijk. Misschien was Amir wel een van 1,5 tot 2 miljoen weeskinderen in Irak, een oneindige kweekvijver voor gruwelijke en gewelddadige organisaties als IS.
Zo hebben we de afgelopen weken weer gezien hoe jonge mannen dood en verderf hebben gezaaid in verschillende Europese steden. Osama bin Laden hield hen in 1996 al voor: ‘Wat mensen in het Westen niet begrijpen is dat wij nog meer van de dood houden dan zij van het leven.’ Gelukkig maar dat we dat na al die jaren hier in het Westen nog steeds niet begrijpen. Zeker, het leven is soms moeilijk en zwaar, maar ook vaak mooi en waardevol. Zo ook het leven van de kleine Amir.
Meer Sinan Can? Lees iedere week zijn column in de VARAgids!