Column Sinan Can: Ali
10-12-2020
• leestijd 2 minuten

In de vluchtelingenkampen in Libanon stikt het van de jonge kinderen, sommige zijn er zelfs geboren. Het ene kamp heeft het qua voorzieningen iets beter op orde dan het andere, met betere tenten en kleine schooltjes. Het kamp Katermaga dat tegen Beiroet aan ligt, is een plek waar ik elke keer naar toe ga als ik in Libanon ben. Het bevindt zich op het privéterrein van Ali, een Libanese filantroop. Hij is ook degene die het kampje runt. Geld vragen aan de vluchtelingen doet hij niet: ‘Ze hebben niks, dus wat moet ik vragen? Ik wil niet dat ze gaan bedelen of zichzelf gaan prostitueren.’ Ali krijgt hulp van een aantal organisaties, waaronder het Rode Kruis. En Libanese vrijwilligers helpen of geven de Syrische vluchtelingenkinderen les. Het kamp is ordelijk, de families worden hier betrekkelijk goed opgevangen. Maar het wachten maakt de families ongelukkig en ook ongeduldig, allemaal willen ze terug naar Syrië. De kinderen leven in hun eigen belevingswereld, ze hebben een grote speelplaats midden in het kamp, die Ali speciaal voor hen heeft laten bouwen. Aan de rand van het kamp wordt er gevoetbald en ik doe ook mee. Mijn team bestaat uit kleine jongens en we krijgen het ene doelpunt na het andere om de oren. Een van de jongens vraagt me hoe laat het is.
‘Ik heb geen horloge,’ zeg ik.
‘Heb je wel een pen?’ vraagt hij verwachtingsvol. ‘Wil je een pen?’
Het jongetje knikt.
Ik haal een pen uit mijn tas, wil die aan hem geven en bedenk me. ‘Steek je arm eens uit,’ zeg ik.
Op zijn pols teken ik een horloge en ik zet de wijzers op twee uur. De jongen begint te lachen.
‘Hoe laat is het?’ vraag ik.
De jongen kijkt moeilijk naar zijn arm.
‘Weet jij niet hoe je klok moet kijken?’
‘Jawel hoor,’ zegt hij.
‘Hoe laat is het dan?’
‘Het is twee uur, maar dit horloge van jou loopt achter.’
Alle spelers lachen.
Meer Sinan Can? Lees iedere week zijn column in de VARAgids!