Hoe Portland – ondanks of dankzij de demonstraties en politieterreur – onlosmakelijk is verbonden met de komediereeks.
Ineens moest ik aan Portlandia (2011-2018) denken. De sketchshow die het komische duo Fred Armisen en Carrie Brownstein 8 seizoenen maakte vanuit Portland. Ik zag op sociale media een foto van de nieuwste aflevering van de talkshow van John Oliver (in Nederland bij Ziggo en goeddeels bij YouTube te zien) die in het teken staat van de stad die zeker in de Verenigde Staten de afgelopen weken het nieuws domineert. In beeld stond pontificaal PORTLAND. Ik bedacht de I en de A er zelf spontaan bij. Omdat de progressieve stad voor mij – en vele anderen, vermoed ik – onlosmakelijk verbonden is met de komediereeks.
Dankzij Portlandia – zo zou je kunnen stellen – werd het idee van Portland als progressief bastion nog eens onderschreven. Armisen en Brownstein bedachten een keur aan typische, Portlandische karikaturen. Zoals de twee hippievrouwen die een boekenwinkel runnen, en die eigenlijk weinig ontvankelijk zijn voor klandizie. Als hun etablissement een succes zou zijn, dan zouden ze geen idealistische boekenverkopers meer zijn maar ondernemers. En daar kleeft een vies smaakje aan. In Portland streeft men ernaar zijn unieke ziel te ventileren. Conformisme is uit den boze. Zoals de fietser (Armisen) die het steevast aan de stok krijgt met automobilisten – omdat hij moet vechten voor voorrang.
De boodschap in Portlandia was telkens onomwonden: hier fietst men liever. Hier geven de burgers de voorkeur aan biologisch vlees; of beter nog: géén vlees. Hier zet men zich in voor een beter milieu en is leven in harmonie het hoogste doel. Kortom, Armisen en Brownstein zetten een utopie neer. Te mooi om waar te zijn. Want natuurlijk drijven de bovengenoemde vaak onuitstaanbare types hierin door. Deze parodiëring heeft evenwel in zekere zin tot gevolg gehad dat Portlandia juist de mooie kanten van Portland belicht. Een soort echo van de Summer of Love; toen alles in San Francisco – ook zo’n hippiestad - pais en vree leek.
Dat was natuurlijk helemaal niet het geval in 1967. Hoewel San Francisco toen al het predicaat ‘vrijzinnige hippiestad’ kreeg, werd alles wat in de ogen van de politie onbetamelijk was met veel geweld de kop ingedrukt. Een jaar eerder vochten homoseksuelen en trans vrouwen nog voor hun rechten in een lokale cafetaria, waar politieagenten zonder scrupules huishielden. Het is een curieuze paradox: steden die voor buitenstaanders bekendstaan om hun idealistische inborst – Seattle, San Francisco én Portland – kampen juist met een buitengewoon agressief politiekorps. Misschien wel als een soort allergische reactie op progressieve politiek.
Daarnaast zou je kunnen betogen dat Portlandia, al dan niet indirect, ook gaat over intolerantie. Over hoe de fietser en de hippieboekwurmen misschien soms moeite hebben andersdenkenden in hun leefomgeving toe te laten. Het grote verschil is wel dat Armisen en Brownstein telkens laten doorschemeren dat de intenties van hun personages niet per se kwaadaardig zijn. Dat idealisten áltijd een betere wereld nastreven; ondanks dat ze daarin weleens iets te rigide handelen. Dat valt niet te zeggen voor de politieagenten en federale troepen die Portland nu al weken terroriseren, tegen het kleurrijke, idealistische gezelschap dat de straat op blijft gaan, om hún Portland, hún Portlandia, te preserveren.