Column: de valkuil van tv-revivals
• 06-02-2020
• leestijd 3 minuten
Veel tv-revivals draaien vooral om het bij elkaar brengen van de oude cast. Maar het kan ook anders....
Sinds de komst van
Gilmore Girls: A Year in the Life ben ik een beetje huiverig voor revivals. Ik was een groot fan van de
originele serie , die liep van 2000 tot 2007. Toen de serie begon had ik ongeveer de leeftijd van Rory (Alexis Bledel), de pientere tiener met de rappe tong van alleenstaande jonge moeder Lorelai (Lauren Graham). Toen de serie in 2016 opnieuw opstartte had ik meer de leeftijd die Lorelai aan het begin van de serie had. Het grote verschil: ik was in de tussentijd wel veranderd, Lorelai en Rory niet. Het was alsof ze, zoals in Sleeping Beauty, al die tijd in slaap waren geweest, tot ze door de tv-goden weer wakker werden gekust.
Het is een valkuil waar meer revivals in stappen. Ze brengen de originele cast weer terug bij elkaar en denken: het is klaar! Zonder de tijd te nemen om stil te staan bij alle jaren die voorbij zijn gegaan, laat staan voor zelfreflectie.
Een schoolvoorbeeld is de pilot van
Fuller House (2016), het vervolg op Full House (1987-1995). Het eerste kwartier wordt gevuld met gejoel en applaus wanneer alle acteurs weer voor het eerst opkomen, daarna begint de borstklopperij. ‘We look good!’, roept Jesse Katsopolis (John Stamos) vergenoegd uit. ‘We did great,’ concludeert Danny Tanner (Bob Saget) trots wanneer hij naar zijn nu volwassen kinderen kijkt. Dat een van zijn dochters, D.J. (Candace Cameron Bure), inmiddels drie kinderen en een dode echtgenoot heeft lijkt niet heel zwaar te wegen.
Ook
The X-Files ging in 2016 direct verder waar hij veertien jaar geleden gebleven was, zelfs al konden sommige complottheorieën echt niet meer door de beugel (zoals die waarin blijkt dat de overheid de hele bevolking via verplichte vaccinaties allemaal ziek heeft gemaakt).
Voor een blauwdruk van hoe het ook kan verwijs ik mensen graag door naar de revival van
Twin Peaks in 2017. Daar sijpelt het idee van sterfelijkheid en de onomkeerbaarheid van de tijd haast letterlijk uit alle poriën. Regisseur David Lynch verwerkte daarbij de harde realiteit ook in de fictie. ‘I worry about you, Albert’, vertrouwde FBI Deputy Director Gordon Cole (Lynch) zijn rechterhand, gespeeld door
Miguel Ferrer , die leed aan een vergevorderd stadium van kanker, toe. Nog hartverscheurender is de afscheidsmonoloog (‘Hawk, I’m dying’) van de Log Lady (Catherine E. Coulson), die haar scènes voor haar dood in 2015 had opgenomen. Maar het zit ook in het personage van FBI-agent Dale Cooper (Kyle MacLachlan), die 25 jaar vast zat in de Rode Kamer, om uiteindelijk terecht te komen in het weinig behulpzame lichaam van Dougie (tevens MacLachlan).
Met iedere stap maakte Twin Peaks duidelijk: er is 25 jaar verstreken, dingen zullen nooit meer precies zijn zoals ze waren.
Twee weken geleden ving ik voor het eerst in tijden weer een vleugje van een dergelijke diepgaande weemoed op in
Star Trek: Picard (wekelijks nieuwe afleveringen bij Amazon Prime Video). Om precies te zijn: in de allereerste scène van de pilot waarin Jean-Luc Picard (Sir Patrick Stewart) aan boord van de USS Enterprise een potje kaart speelt met zijn trouwe bemanningslid Data (Brent Spiner). Al snel blijkt het allemaal een droom: Data is niet meer en Picard heeft dertien jaar geleden ontslag genomen omdat hij zich niet meer in Starfleet herkende. Picard weet dit ook, dat is waarom hij treuzelt bij zijn laatste zet. Wanneer hij daar door Data op wordt gewezen is zijn treurige antwoord: ‘I don’t want the game to end.’ Hij wil niet dat het spelletje, en daarmee de droom, voorbij is. En wij ook niet.