Het publiek is een hond. Veel mensen ervaren deze uitspraak als een belediging, maar het is de waarheid, een onschuldige, oordeelloze waarheid en ik zal vertellen waarom. (Mocht je na mijn uitleg nog steeds beledigd zijn dan ben je vast een katten-mens.)
Het publiek is een hond, maar een
lieve hond. Je kunt bij lieve honden steeds opnieuw de stok gooien, of doen alsof. Bij elke achterwaartse armbeweging gaat die hond weer rennen, de stok zoeken zelfs wanneer je de hond voor de zoveelste keer hebt gefopt door de stok vast te houden. Dan staat hij je toch steeds opnieuw verwachtingsvol hijgend aan te kijken. Gooi je nu de stok? Nu dan echt? Een zwaai naar achter, de stok in de nek, de arm met een zwiep naar voren en daar rent die lieverd alweer, hoopvol de verkeerde kant op.
Zo is het publiek ook. Het laat zich bedotten, en zo gauw het dat doorheeft vraagt het: nog een keer! Wat is dat toch een intens ontroerende afspraak, dat we in een zaal naast, voor en achter andere hondjes gaan zitten wachten tot de stok wordt gegooid. Dat we accepteren dat daar iemand staat die in het dagelijks leven bijvoorbeeld Gijs Scholten van Aschat heet (dat weten we allemaal want het staat in ons programmaboekje) maar we doen dat hij Hamlet was. Niet omdat hij een zielig gekkie is die we niet durven te vertellen dat hij aan waanideeën lijdt, maar omdat wij gelukkige gekkies zijn die ervoor kiezen in een waanidee te geloven. Hij zegt als Hamlet zinnen die eeuwen geleden zijn verzonnen door iemand die Shakespeare heette maar we doen alsof hij het nu ter plekke staat te bedenken. En dan ga je pas écht merken dat het publiek een hond is.
Een slimme hond. Een hond is lief genoeg om honderd keer opnieuw vergeefs achter de stok aan te rennen, maar te slim om niet aan te voelen wat de diepe waarheid is. De diepe waarheid is niet ‘je fopt me met de stok’ maar ‘je speelt met mij. Je hebt aandacht voor mij. Je neemt de tijd voor mij. Je doet je best voor mij.’
Honden weten het als je vrolijk doet terwijl je eigenlijk verdrietig bent. Dan reageren ze op het verdriet, niet op de gespeelde vrolijkheid. Zo is het publiek ook; ze wéten het als je boos doet maar eigenlijk moe bent. Dan reageren ze niet wakker, alert, gespannen giechelig op de gespeelde boosheid, maar lamlendig op de waarachtige moeheid. Die voelen ze.
Al heb je nog zo’n briesende monoloog geschreven, al zijn de woorden nog zo sterk, als ze op de automatische piloot worden uitgesproken ben je de zaal acuut kwijt.
Eén moment denken aan thuis, proefwerkweek van de kinderen en een moment later sta je je af te vragen waarom de zaal ineens niet meer reageert met de lach die je gisteravond wel kreeg op deze grap.
Omdat ze lief en slim zijn, dat publiek. Als een hond waar ik mee kan blíjven spelen.
Ontvang elke werkdag de beste kijktips met de Avondeditie-nieuwsbrief