Soms heb ik er zo genoeg van. Weer zien wat er allemaal niet klopt in de wereld, daar lang en goed over nadenken en dan zo nauwkeurig mogelijk formuleren wat er anders zou kunnen. Wie ben ik om daar iets over te zeggen? Ik word soms al zo moe van mezelf, laat staan hoe het voor u is. Vandaag is het soms. Moet ik werkelijk iets gaan opschrijven over racisme? Is dat nog nodig? Ben ik dan zo’n wijsneus dat ik daar iets vanaf weet, met mijn witte billen? De laatste jaren ben ik me bewuster geworden van kleur – en van mijn eigen onbewuste vooroordelen. Ik schaam me daarvoor, maar ik leer. Zoals voetbalcoach Vera Pauw zegt: ‘Toen ik in Zuid- Afrika coach was, leerde ik pas dat ik alleen maar kan zeggen dat ik geen kleur zie omdat ik wit ben.’ Ik leerde jaren geleden: als je denkt dat racisme wel meevalt, dan ga je waarschijnlijk niet veel om met mensen van kleur. En sindsdien heb ik gezien dat dat waar is. Dankzij vrienden met een donkerder huid dan ik – en met heel veel meer geduld. Als ik het niet zelf had meegemaakt, had ik misschien niet eens geloofd hoe vaak je met een bruine huid anders wordt behandeld in Nederlandse horeca, theaters, overal. Met anders bedoel ik niet: beter. Met anders bedoel ik: afstandelijker. Wantrouwender. Minderwaardig. Alsof je de hele tijd moet glimlachen om te laten zien ‘ik ben niet vijandig’. En net als met #metoo, waarbij mannen zich haasten om te zeggen dat ‘niet alle mannen zo zijn’, werkt het met racisme. Als de meeste mannen deugen, dan is er nog altijd maar één klootzak nodig in ieder vrouwenleven om haar te beschadigen. Niet alle mannen doen het, wel (bijna) alle vrouwen maken het mee. Als het over racisme gaat, haast je je als je wit bent om te denken: ik doe dat niet. Black lives matter, natuurlijk, gras is groen, sneeuw is wit, een mensenleven doet ertoe, een zwart mensenleven dus ook. Moet je daar zo hard voor roepen? Ik ben geen racist en ik ken geen racist. Dus ik hou mijn mond er maar over. Maar dan is het toch weer tijd voor dit gedicht van de Duitse predikant Martin Niemöller. Hij was anticommunist en steunde Hitler aanvankelijk, maar kwam later tot in keer – en in het concentratiekamp. Hij overleefde en zei dit in 1946 vanaf de kansel:
Toen de nazi’s de communisten arresteerden, heb ik gezwegen; ik was immers geen communist. Toen ze de sociaaldemocraten gevangenzetten, heb ik gezwegen; ik was immers geen sociaaldemocraat. Toen ze de vakbondsleden kwamen halen, heb ik niet geprotesteerd; ik was immers geen vakbondslid. Toen ze de Joden opsloten, heb ik niet geprotesteerd; ik was immers geen Jood. Toen ze mij kwamen halen was er niemand meer, die nog protesteren kon.
Vul ‘zwarten’ in, of ‘mensen van kleur’ als dat beter is. Of ‘homoseksuelen’ of ‘moslims’ of welke groep dan ook, en Niemöller heeft het ook voor vandaag beter gezegd dan ik zou kunnen doen.
Black lives matter, en ook witte mensen mogen daar hun mond voor open doen.
Meer Claudia de Breij? Lees iedere week haar column in de VARAgids!