Baby Driver, een film over een muziekverslaafde jongen die get-away-driver is voor de maffia, is ontzettend vrolijk, ongelooflijk vermoeiend en tamelijk kinderachtig. En ook heel leuk hier en daar.
De politiekomedie Hott Fuzz (2007) gezien? Dan weet je dat de Britse regisseur/scenarist Edgar Wright een held is. Wat een ontzettend slimme, grappige en precies goed gedoseerde combinatie van vaart, humor, zelfspot en actie is Hot Fuzz. Niet gezien? Staat op Netflix en is verplichte kost voor iedereen die van humor en explosies houdt. Baby Driver is Wrights nieuwste film en schijnt diens pet-project te zijn, zijn cinematografische droomfilm die na vele jaren voorbereiden en schaven nu eindelijk is uitgekomen. En zoals veel pet-projects is hij met te veel liefde (of misschien blinde verliefdheid) gemaakt. De film is een slecht gedoseerde audiovisuele aanslag op je zintuigen en hier en daar een belediging van je intelligentie.
Je kent ze nog van het schoolplein. Die jongens die zo nadrukkelijk en excessief cool, hip, tof én chill doen dat ze veranderen in precies het tegenovergestelde van wat ze ambiëren te zijn: eikels. In de eerste tien minuten van Baby Driver maken we kennis met Baby (Ansel 'The fault of our stars' Elgort) die heel goed kan autorijden en de oorsuis-ziekte tinnitus heeft sinds het auto-ongeluk (Freud!) dat hij als kleintje overleefde maar waarbij zijn moeder omkwam (Freud!). Sinds hij een auto jatte van maffiabaas Kevin Spacey - die de hele film lang op autopilot een verdienstelijke imitatie weggeeft van Kevin Spacey - staat hij in het krijt en moet hij de auto besturen bij de door Spacey georkestreerde bankovervallen. Hij kan dat alleen zenuw-vrij en tinnitus-vrij doen door vóór en tijdens die overvallen in de auto via zijn oortjes naar retro-popmuziek uit de vorige eeuw te luisteren. Wij luisteren mee. De. Hele. Tijd. Als kijker hoor je onafgebroken die songs en zie je hem door de straten dansen, met zijn eeuwig schuddende hoofd meedeinen op de liedjes en autorijden op de dwingende beat van de muziek (later in de film wordt er ook geschoten op de maat van de muziek en dat is een geweldige vondst van Wright). Baby's ritme is ons ritme. Het eeuwige getetter van de muziek vermoeit snel, tenzij je net als Baby verslaafd bent aan oortjes en die in de bioscoop liever niet uit zou doen; in dat geval zit je goed. Het verhaal dat zich ontrolt bevat veel confrontaties tussen de zachte Baby en de geharde criminelen die hij chauffeert. Zijn autorijkunst respecteren ze maar zijn onverstoorbare coolheid slash eikeligheid niet. Jamie Foxx speelt zo'n bad guy en hij blijkt een nog geavanceerdere autopilot te hebben dan Spacey. Er gaan dingen mis, er ontstaan conflicten en Baby probeert aan vaderfiguur Spacey te ontsnappen door een liefde op touw te zetten met serveerster en moederfiguur - een dubbele Freud dus - Lily James (Downton Abbey). Eén en ander gaat gepaard met veel gescheur, mierzoet gezwijmel tussen Elgort en James en uiteraard muziek en nog eens muziek. De actie-scènes zijn hyperkinetisch gemonteerd op die muziek en dat is één of twee keer cool, maar na twaalf keer snak je naar Ritalin; de montage doet denken aan een Michael Bay film. Dat de ontsnapping te voet in de climax van de film wordt begeleid door de dwarsfluit van 'onze' Thijs van Leer (het nummer Hocus Pocus van de Nederlandse groep Focus uit 1971) is wel een prettige zaak.
Baby Driver is best een leuke zomerfilm, met vaart gemaakt maar slecht gedoseerd, met een bijna non-existent verhaaltje en vlakke acteurs. Voor het gebruikelijke niveau van Edgar Wright (Shaun of the dead) een tegenvaller. Wie een echt coole, echt ontroerende en intelligente film over een get-away-driver wil zien die zich, begeleid door een retro-soundtrack, via de liefde wil ontworstelen aan zijn baan, bekijkt het in alle opzichten superieure Drive met Ryan Gosling (on demand bij KPN, Cinetree.nl, Videoland).