Nieuwste film van Jean-Pierre Jeunet – de man achter Amélie – voelt gedateerd en de computereffecten zien er klunzig uit.
Het is alweer bijna tien jaar geleden dat Jean-Pierre Jeunet – de Franse filmmaker is vooral bekend van Amélie (2001); de romantische komedie die vanaf deze maand weer in de bioscopen draait- een film maakte. De absurdist die ooit doorbraak met excentrieke films als Delicatessen (1991) en The City of Lost Children (1995) etaleert opnieuw zijn geprononceerde stijl in Bigbug. Het is alleen spijtig dat de film van meet af aan oubollig aanvoelt, ondanks het feit dat het verhaal zich afspeelt in 2050.
In dat jaar is Nederland al verzwolgen door de gestegen zeespiegel, delen mensen hun woning met een androïde die het huishouden doet, en zorgen een soort robocops voor de veiligheid op straat. Bigbug speelt zich af tijdens een dag waarop Alice (Elsa Zylberstein) en haar familie door de huisrobot Monique – gespeeld door Claude Perron – worden opgesloten in hun eigen huis. Het is voor hun eigen veiligheid, blijkt later, maar voor even lijkt het erop alsof de robotrevolutie op het punt staat om te beginnen. Daar knipoogt Bigbug ook naar; naar androïde wezens met menselijke facetten die de mensheid willen verslaan.
Zo kan een sportandroïde, die je normaal gebruikt om tennisles van te krijgen, ook geil zijn. En Monique kan met de juiste druk op de knop zo bij je in bed belanden. Het klinkt allemaal fascinerend, en de technische snufjes zijn ook leuk bedacht: met een laser een blikje openen; het perfecte eitje koken; je androïde gebruiken om een spinnenweb met haar mond weg te zuigen. Maar Bigbug verveelt al snel: de hele film speelt zich af op een set, in een woonwijk die is opgetrokken in weinig inspirerende CGI. Het felle kleurgebruik, het handelsmerk van Jeunet, tilt de film ook niet per se naar een hoog niveau.
Onze nieuwsbrief ontvangen? Iedere vrijdag de nieuwste series en films in je inbox! Meld je hier aan.
Bigbug oogt artificieel, en niet in de goede zin van het woord. Maar goedkoop; generiek. Ja, misschien is de toekomst niet rooskleurig, dat zou prima kunnen. De toekomst in Bigbug doet echter eerder denken aan een slap aftreksel van The Jetsons dan aan het visionaire futurisme waar bijvoorbeeld een Jacques Tati – zie zijn meesterlijke Mon Oncle (1958) – zich mee bezighield.