De documentaire toont de culturele botsing tussen Chinese investeerders en de lokale werknemers.
Een Chinees gezegde luidt: ‘Op één berg kunnen geen twee tijgers wonen’, aldus een medewerker over het oplopende conflict tussen het management van het glasbedrijf Fuyao en de Amerikaanse vakbond. American Factory is de eerste productie uit de koker van Barack en Michelle Obama’s productiebedrijf, Higher Ground Productions.
In 2008, tijdens het begin van de economische crisis, werd een General Motors-fabriek in Dayton, Ohio gesloten. Meer dan 2.0000 mensen verloren hun baan, zonder uitzicht om ooit nog een stabiele fabrieksbaan te bemachtigen. In 2015 werd de fabriek gekocht en gerenoveerd door het Chinese autoglasbedrijf Fuyao. Het bedrijf maakt 70% van het autoglas dat wereldwijd door verschillende autofabrikanten wordt gebruikt. Regisseurs Julia Reichert en Steven Bognar hadden eerder de sluiting van de GM-fabriek gevolgd in hun Oscar-genomineerde film The Last Truck: Closing of a GM Plant. Het regisseursduo volgt nu de Chinese arbeiders die werden getransplanteerd naar het landelijke Ohio, en de duizenden Amerikaanse arbeiders die naast hen werden aangenomen.
Het ziet er zo veelbelovend uit. Voor de Amerikaanse arbeiders voelt het als een nieuwe start en een positieve opleving voor de gemeenschap, maar al snel nemen de spanningen toe. In de microkosmos van de fabriek zijn er vele wrijvingen: de Chinese leidinggevenden vinden de arbeiders traag, lui en inefficiënt. Tijdens een werkbezoek klaagt een Chinese manager tegen zijn Amerikaanse collega dat de Amerikaanse wet maar een 40-urige werkweek voorschrijft, dat de Amerikaanse collega’s kostbare veiligheidsmaatregelen afdwingen, en dat ze gewoon harder moeten werken. Daartegenover zijn de Chinese werknemers contractueel voor twee jaar gebonden om in Ohio te blijven, zonder extra betaling. Ze zitten muurvast in een omgeving waar ze de taal niet spreken.
De culturele botsingen zijn fascinerend. Hoewel Japanse en Koreaanse autofabrikanten al tientallen jaren auto's produceren op de Amerikaanse markt, zijn de Chinese investeringen relatief nieuw. De Chinese werkcultuur is gevormd door de communistische heerschappij, en je ziet de bijna onoverbrugbare kloof tussen de Chinese en de Amerikaanse bedrijfscultuur. Dit komt met name naar voren in het oplopende conflict rondom de werkomstandigheden: de CEO van Fuyao weigert om een vakbond op te richten, en (enkele) Amerikaanse werknemers willen zichzelf beschermen via de vakbond.
Het belang van de documentaire wordt verder onderstreept door de huidige politieke situatie: de (campagne)beloften van Donald Trump om meer productiebanen terug te brengen naar Amerika, en de voortdurende handelsoorlog met China. Desalniettemin heeft de documentaire geen politiek kader, maar toont het eerder de huidige Amerikaanse arbeidersklasse, en de negatieve gevolgen van globalisering wanneer twee (werk)culturen zo dramatisch van elkaar verschillen.
American Factory geeft een fascinerend inzicht in de huidige Amerikaanse arbeidersklasse, en geeft een weinig rooskleurig beeld van de (geautomatiseerde) toekomst.
American Factory, vanaf 21 augustus 2019 op Netflix