12 Monkeys laat in het tweede seizoen de gelijknamige film als voornaamste inspiratiebron min of meer los, maar richt de aandacht nog steeds liever op plot dan karakter.
De Syfy-serie, gebaseerd op de gelijknamig speelfilm van Terry Gilliam (die weer gebaseerd was op de briljante korte Franse film La Jetée van Chris Marker), volgde in seizoen één in grove lijnen het verhaal van de speelfilm. James Cole (Aaron Stanford) wordt vanuit de toekomst naar het verleden gestuurd om een catastrofale virusuitbraak te voorkomen. Hierbij krijgt hij dit keer hulp van onder andere viroloog Cassandra Railly (Amanda Schull) en beste vriend José Ramse (Kirk Acevedo).
In het tweede seizoen laten de makers de schijnbaar ondoorbreekbare loop (en loopjes) van zowel film als eerste seizoen min of meer los. Het gegeven dat de tijdlijn niet verandert kan worden, maakte speelfilm en La Jetée weliswaar ijzersterk, maar door hiermee te breken worden de plotopties voor de makers (zeker ook nu een derde seizoen is aangekondigd) een stuk groter. De serie gaat nu meer richting fantasy en krijgt een wat mythischer karakter. We krijgen nu te maken met Messengers die in het verleden op Primaries jagen om hen te doden en zo een tijdparadox te veroorzaken – en daarmee tijd én de wereld te vernietigen. En dan is daar The Witness , een mysterieus, aan de Army of the Twelve Monkeys gelieerd personage, en zijn verblijfplaats Titan.
Dat maakt de verhaallijnen - dat was het seizoen hiervoor ook al het geval - overigens niet altijd even helder of makkelijk te volgen. Maar ook al heb je een flink vel papier nodig als je alle tijdreisontwikkelingen uit wilt tekenen, de serie biedt genoeg avontuur en verwikkelingen om te blijven vermaken. Maar hoe vermakelijk ook, kijken naar 12 Monkeys kan bij vlagen ook een uitermate frustrerende bezigheid zijn.
Want wat voor het eerste seizoen gold, geldt nog steeds voor het tweede: de makers besteden een hoop tijd aan het uitdenken van allerlei verhaallijnen in diverse tijdsbestekken en alle tijdreisparadoxen die hierbij om de hoek komen kijken. Dat levert leuke afleveringen op (de aflevering Lullaby , dat een hoog Groundhog Day -gehalte heeft, is een goed voorbeeld), maar vaak wordt de tijd niet genomen om het verhaal goed te duiden; voelen alle verwikkelingen te gehaast aan.
Daarnaast lukt het neerzetten van echt interessante personages maar mondjesmaat: nog te vaak krijgen ze standaardzinnen in de mond gelegd en is van enige ontwikkeling nauwelijks sprake. En als het al gebeurt voelt dat als een gemiste kans. Zo is Cassie door de tijd die ze in toekomst moest doorbrengen een behoorlijk harde tante geworden. Hoe dat zo is gekomen? Interessante vraag natuurlijk, maar de kijker moet er maar naar gissen.
Hierbij helpt het niet dat Aaron Stanford een wat beperkte acteur is. Valt dat in de bromance -scènes met José Ramse niet heel erg op; de chemie die er tussen hem en Cassie moet zijn wordt er een stuk minder geloofwaardig door. Voeg hierbij de weinig imponerende actiescènes en muziek die te vaak klinkt alsof het van een stock-cd geplukt is en je kunt je vaak niet aan de indruk onttrekken naar een middelmatige serie te kijken.
Gelukkig zijn er lichtpuntjes. Filmisch excelleren de makers in het creëren van dromerige, hallucinante montages die betrekking hebben op The Witness en het mysterieuze houten huis. Tevens was er als prettige verrassing Madeleine Stowe als boekeinden van het seizoen.
Emily Hampshire als Jennifer Goines (die overigens sprekend lijkt op Ally ‘ The Breakfast Club ’ Sheedy) is met haar intense gekte en popculturele referenties een lichte noot in de serie. Datzelfde geldt voor Todd Stashwick als de cynische Deacon, wellicht de meest charismatische acteur in de serie maar schromelijk onderbenut. (Maar wel met de meest memorabele uitspraak van het seizoen: ‘Nee maar: het is Tijd-Jezus!’ als Cole weer eens terugkeert naar het toekomstige heden.)