Hij maakt herrie, hij schijt de boel onder, hij vreet kuikentjes van andere vogels, en als ‘ie niet aan het moorden is, dan vreet ‘ie de patat wel uit je bakje op het terras bij de snackbar. De zilvermeeuw, kortom, is niet erg geliefd. Maar die afkeer berust voor het grootste deel op misverstanden en vooroordelen. Dat schrijft Kees Camphuijsen in het nieuwste boek in de Vogelreeks van Atlas/Contact: De Zilvermeeuw.
Vele vlieguren
Voor zijn promotieonderzoek bracht Camphuijsen vele broedseizoenen door in de meeuwenkolonie op de zuidpunt van Texel. Hij voorzag vele honderden meeuwen van kleurringen met codes die hij – en vele andere liefhebbers – op grote afstand met de telescoop kunnen aflezen. Op die manier kon hij het wel en wee van de meeuwen van jaar op jaar volgen. Daarnaast rustte hij ook diverse meeuwen uit met zendertjes, waardoor hij precies kon zien waar ze naartoe gingen. Zo ontdekte hij dat er meeuwen zijn die iedere dag van de kolonie op Texel naar een markt in Amsterdam vliegen, omdat ze weten dat het daar goed eten is.
Daling van het aantal
Anders dan veel wordt gezegd, gaat het met de zilvermeeuw niet echt goed. Het aantal broedparen gaat al jaren naar beneden. Volgens Camphuijsen ligt dat vooral aan het onbereikbaar worden van onze afvalbergen. De vogels konden daar lang van profiteren, maar nu het afval steeds beter wordt afgedekt, moeten ze op zoek naar alternatieven, en dat blijkt voor deze meeuwen niet mee te vallen.
De iets kleinere en iets leniger kleine mantelmeeuw, die verder sterk op de zilvermeeuw lijkt, heeft die alternatieven wel gevonden. Die haalt een flink deel van zijn eten achter de vissersboten die ver op zee hun visafval en ongewenste bijvangst overboord zetten.
Het boek De Zilvermeeuw is verschenen bij Atlas/Contact