Zebravinken leren zingen zoals kinderen leren praten. De hersendelen die er bij zebravinken voor zorgen dat jonge vogels het liedje van hun vader herkennen, zijn zeer vergelijkbaar met die van mensen.
Dat blijkt uit onderzoek van cognitiewetenschapper Sharon Gobes, die donderdag promoveert aan de Universiteit Utrecht. Gobes onderzocht het geheugen voor zang bij zebravinken. Haar ontdekkingen zijn van belang om het menselijk vermogen tot herinnering beter te begrijpen. Dat verschaft inzicht in spraakstoornissen als stotteren en afasie, aldus de wetenschapper.
Volgens Gobes leren jonge zebravinken om het liedje van hun vader te zingen. Daarvoor gebruiken ze klanken die ze in hun geheugen opslaan. Met hulp van dat geheugen leren de jonge vinken al heel snel zelf liedjes te maken. Als ze zelf gaan 'componeren', is echter een ander hersengedeelte actief.
Gobes concludeert dat voorzingen door de vader het gebied voor het zanggeheugen van de vogels activeert. Op dezelfde manier moeten mensen leren hun vocale vaardigheden te gebruiken. Pas als een kind herinneringen kan opslaan, leert het namelijk ook praten.
Overal zijn wetenschappers op zoek naar de exacte werking van neurale netwerken in het brein. Dat Gobes bewezen heeft dat het vogelzanggeheugen op het spraakgeheugen van mensen lijkt, is een belangrijke stap voorwaarts.