In de Nederlandse meren, kanalen en rivieren leven minstens 150, soms unieke soorten kokerjuffers: waterinsecten met lange voelsprieten die bij stilstand de vleugels over het lichaam strijken. De larven van de kokerjuffers zijn vermaard om hun bouwvermogen. Ze maken huisjes van zand, steentjes of plantaardig materiaal en spinnen daarin een zijden zakje waarin ze zich verpoppen.
Met ‘De Nederlandse kokerjufferlarven’ verschijnt voor het eerst een determinatietabel om de Nederlandse larven op naam te brengen. Bioloog Bert Higler toont hoe je onder andere d.m.v. de kokertjes de verschillende soorten kunt herkennen. De larven maken tevens een groot deel uit van het maal van Nederlandse zoetwatervissen: bijna de helft van het voedsel van bijvoorbeeld de forel bestaat uit kokertjes, of net ontpopte larven.
De Nederlandse kokerjufferlarven brengt de wetenswaardigheden van de kokerjufferlarven bij elkaar. Hoe je ze herkent, hoe ze leven, wat ze eten, waar ze te vinden zijn en wat hun betekenis in het water is. De soortenrijkdom van dit beestje is namelijk een maat voor de waterkwaliteit.
Gegevens:
De Nederlandse kokerjufferlarven, een determinatietabel met ecologische gegevens, auteur Bert Higler, KNNV Uitgeverij, ISBN 90 5011 212 9