Steeds meer dieren en planten hebben hun leefgebied de afgelopen eeuwen naar de stad verplaatst. Oerbos en wildernis is ingeruild voor bergketens van glas en beton, hoog industriële savannes en vuilstortplaatsen. Jelle Reumer schreef een boek over de gevolgen van die verplaatsing naar de stad: ‘wildpark Rotterdam’. Het is een ode aan de patatmeeuw en de vinexvos.
In het boek speculeert Reumer over de stedelijke natuur van de toekomst en wijst hij op de verrassende evoluties die zich dagelijks onder onze urbane neuzen voltrekken. De tomaat die opschiet langs de tramlijn, de zwaan die een nest bouwt van petflessen en de metromug die de ondergrondse van zijn leven niet verlaat.
Veel voorbeelden uit het boek zijn te zien in de tentoonstelling
Pure Veerkracht
, dat donderdag is geopend. De expositie in het Natuurhistorisch is een prominent onderdeel van de zesde editie van de
Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam
.
Jelle Reumer is directeur van
het Natuurhistorisch
in Rotterdam, en als bijzonder hoogleraar vertebratenpaleontologie verbonden aan de Universiteit Utrecht.