De temperatuurstijging van het zeewater door de opwarming van de aarde hoeft niet nadelig uit te pakken voor de Nederlandse mosselindustrie. Zuidelijke mosselsoorten die goed tegen warmte kunnen, zullen naar het noorden komen. ,,De opwarming wordt daardoor geen economische ramp'', stelt bioloog Jeroen Jansen van Wageningen Universiteit in zijn proefschrift.
De gangbare opvatting is dat er ten zuiden en ten noorden van Het Kanaal twee verschillende soorten mosselen leven: de diepzeemossel Lamarck en de gewone mossel Linneaus. Jansen deelt die opvatting niet. Volgens hem is het één soort die twee namen heeft gekregen. Toch zijn genetische en fysiologische verschillen. De noordelijke kan minder goed tegen warmte dan de zuidelijke.
Mosselkwekers spreken van een slecht jaar als het mosselzaad te lijden heeft gehad van warmer zeewater door bijvoorbeeld een aantal zachte winters. Blijvende opwarming zou dus desastreus kunnen zijn voor de mosselindustrie. Nee, zegt Jansen. ,,De zuidelijke varianten komen gewoon hiernaartoe. Ze komen mee met schepen en anders komen de larven wel een keer aandrijven.''
Jansen denkt niet dat de komst van andere exotische soorten schadelijk hoeft te zijn. ,,Ik zal me er niet geliefd mee maken, maar mijn stelling is dat lokale ecosystemen alleen op peil kunnen blijven door de komst van exotische soorten'', aldus de bioloog. Voor een ecologische ramp is hij niet bang. ,,Er zijn altijd schelpdieren geweest. De ene soort sterft uit, de andere komt. Ik zie de klimaatverandering als een prachtige gelegenheid om het aanpassingsvermogen van soorten te onderzoeken.''