Vleugelpatronen voor identificatie bijensoorten
• 31-10-2014
• leestijd 2 minuten
De komst van DNA barcoding technieken heeft het identificeren en karakteriseren van nieuwe soorten in een stroomversnelling gebracht en vele nieuwe inzichten opgeleverd. Deze technieken zijn echter niet altijd toepasbaar. Zo is DNA niet aanwezig in de meeste fossielen en zijn de Jurrasic Park technieken om dinosaurusbloed uit een mug gevangen in barnsteen nog steeds ‘wishful thinking’.
Vleugel als vingerafdruk
Projectleider Thibaut de Meulemeester van Naturalis Biodiversity Center legt uit: “ We hebben ontdekt dat elke bijensoort (en ook andere vliegende insekten) een uniek patroon van aderen in de vleugel heeft. Elke soort haar eigen wegennet of metronet zou je kunnen zeggen”. De auteurs gebruiken de grote collecties van Naturalis en andere musea om een vleugel-bibliotheek aan de leggen van de verschillende groepen bijen die nu nog leven en die goed op naam zijn gebracht door de taxonomische experts.
Nieuw of niet
Vervolgens worden er van de fossiele bijen foto’s gemaakt zodat ook daarvan de vleugeladers en hun kruispunten vastgelegd kunnen worden. Deze patronen worden dan vergeleken met de nog rondvliegende soorten en families. Regelmatig valt het patroon van de fossiele bij middenin een ‘wolk van vleugelpatronen’ en kan aangegeven worden waar de soort thuishoort en of het een nieuwe soort is of niet.
Naamgeving
Vier fossiele bijen zijn op deze manier door de auteurs op naam gebracht en hebben hun plaats gekregen in de grote stamboom van de bijen (nog zo’n 25000 soorten leven er nu nog). Eén fossiele bij bleek een uitgestorven hommelsoort te zijn, een ander een zandbij, terwijl een derde verwant bleek aan de prachtbijen die tegenwoordig orchideeën bestuiven o.a. in het Amazonegebied.