Een oud-Nederlandse benaming voor een vlinder is ‘kapel’. De oorsprong van dit woord ligt naar verluidt in het stukje mantel van Sint-Maarten dat als relikwie is bewaard. En er zijn meer namen voor vlinder in ons taalgebied: flikketeer, zomervogel, flieflouter, boterschijter en het wat bekendere ‘uil’. Neerlandicus en dialectoloog
Jan Stroop
verklaart.
Stroop schreef in 2011 mee aan de Dialectatlas van het Nederlands. Dit boek won de LOT-Populariseringsprijs. In zijn hoofdstuk verklaart hij onder meer de herkomst en dialecten van merel, egel, paardenbloem en vlinder.
Verkiezing
Je kunt nog steeds meedoen met de
Vroege Vogels Vlinderverkiezing
. Deze lijst van veertig vlinders is tot stand gekomen in samenwerking met Kars Veling van de Vlinderstichting.