Een tuin is een tuinreservaat als hij voldoet een de 4 V's. De V's van voedsel, veiligheid, voortplanting en variatie.
Voortplanting: er moeten geschikte plekken zijn om te nestelen.
Voedsel: voldoende wormen, insecten, zaden, bessen, noten of vruchten. Ook water is belangrijk om te drinken of een bad te nemen.
Veiligheid: zorg voor plekken waar dieren snel naar toe kunnen vluchten.
Variatie: plant een boom, struiken en vaste planten.
Denk bij variatie in beplanting aan struiken met de volgende eigenschappen:
struiken die bladhoudend zijn, zoals hulst, berberis en dwergmispel. In dichte heesters/bomen kruipen dierenveilig weg bij onraad (bijv. liguster of meidoorn).
struiken die doorns en stekels hebben, bijvoorbeeld vuurdoorn, gemengde bottelroos of meidoorn
besdragende struiken zoals liguster en krent
struiken die hun blad verliezen, bijvoorbeeld els en lijsterbes
Denk bij variatie ook aan afwisseling in hoge en lage planten, bloeiend van het vroege voorjaar tot laat in het najaar. Dit garandeert ook een seizoen lang bijen, hommels, vlinders en vele andere insecten. Ook zijn er steeds volop uitgebloeide planten die zaden leveren. Zo’n variatie is niet alleen in trek bij vogels, ook andere dieren als egels en eekhoorns voelen zich er thuis.
Ook een grasveld is een woonplek voor vele wormen en andere bodemdiertjes.