Trilveen is in feite een fase in de verlanding. Water raakt bedekt met een laag planten en vormt een kragge, lange tijd zit hier nog water onder. Op het moment dat al het water is veranderd in een laag slappe blubber, spreken we van trilveen. In Nederland vinden we trilvenen vooral in Overijssel in de natuurgebieden De Wieden en de Weerribben.
Schoon water is een absolute vereiste voor de vorming van dit type veen. Door de slechte waterkwaliteit stopte de vorming van trilveen. Nu is het water schoner, onder meer doordat er minder fosfaten in zijn aangetroffen. Volgens Natuurmonumenten komt dat doordat boeren in de omgeving minder gebruik van mest maken en er bij droogte minder water uit onder meer het IJsselmeer wordt binnengelaten.
De Westbroekse Zodden
Dit verveningsgebied ligt vlak ten noorden van Westbroek en strekt zich uit tot het Tienhovens kanaal in het noorden. Hier bevinden zich trekgaten als gevolg van turfwinning, maar die hebben de vorm van trekgaten behouden en zijn niet uitgegroeid tot grotere plassen. Staatsbosbeheer heeft het beheer over het gebied en is in 1991 begonnen met het graven van nieuwe petgaten, waarin door de Universiteit van Utrecht gedurende vijf jaar een onderzoek gedaan is naar de ontwikkeling van de verlandingsvegetatie. Naast deze nieuwe petgaten komen alle stadia van verlanding voor in deze zodden en met name het unieke trilveen en de zogenaamde broekbossen (de laatste fase van de verlanding) zijn hier goed te zien. Aan het einde van de vorige eeuw is door het gebied een 5 km lang wandelpad aangelegd dat het Bert Bos pad wordt genoemd. Tijdens de wandeling kun je het trilveen vanaf een plank bekijken en via een knuppelpad loop je door het broekbos. Bert Bos was een boswachter van Staatsbosbeheer die een dermate groot enthousiasme voor het gebied aan de dag legde dat de dienst het pad naar hem vernoemd heeft. Water van goede kwaliteit is een voorwaarde voor de ontwikkeling van het trilveen. In de Westbroekse zodden komt kwelwater aan de oppervlakte vanaf de Utrechtse Heuvelrug dat precies de goede samenstelling heeft. Het omringende slootwater is echter voedselrijk en daarom niet geschikt voor trilvenen. Dit water wordt daarom gescheiden gehouden van het kwelwater in het Zoddengebied. Soms is het nodig om in tijden van waterschaarste water van redelijke kwaliteit, afkomstig van de Loosdrechtse Plassen, in het zoddengebied te laten stromen. Dit water stroomt via een overloop weer door naar het verderop gelegen petgatengebied van de Molenpolder en het watert uiteindelijk af op de rivier De Vecht.